Niederländisch
Detailübersetzungen für peddelen (Niederländisch) ins Deutsch
peddelen:
-
peddelen
Konjugationen für peddelen:
o.t.t.
- peddel
- peddelt
- peddelt
- peddelen
- peddelen
- peddelen
o.v.t.
- peddelde
- peddelde
- peddelde
- peddelden
- peddelden
- peddelden
v.t.t.
- heb gepeddeld
- hebt gepeddeld
- heeft gepeddeld
- hebben gepeddeld
- hebben gepeddeld
- hebben gepeddeld
v.v.t.
- had gepeddeld
- had gepeddeld
- had gepeddeld
- hadden gepeddeld
- hadden gepeddeld
- hadden gepeddeld
o.t.t.t.
- zal peddelen
- zult peddelen
- zal peddelen
- zullen peddelen
- zullen peddelen
- zullen peddelen
o.v.t.t.
- zou peddelen
- zou peddelen
- zou peddelen
- zouden peddelen
- zouden peddelen
- zouden peddelen
en verder
- ben gepeddeld
- bent gepeddeld
- is gepeddeld
- zijn gepeddeld
- zijn gepeddeld
- zijn gepeddeld
diversen
- peddel!
- peddelt!
- gepeddeld
- peddelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für peddelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
paddeln | peddelen |
Verwandte Wörter für "peddelen":
peddel:
Übersetzung Matrix für peddel:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Paddel | peddel | paddel; schoep van een scheprad |