Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. opborrelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opborrelen (Niederländisch) ins Deutsch

opborrelen:

opborrelen Verb (borrel op, borrelt op, borrelde op, borrelden op, opgeborreld)

  1. opborrelen (opwellen)
    hervorquellen; aufsprudeln; hervorsprudeln
    • hervorquellen Verb (quelle hervor, quellst hervor, quellt hervor, quellte hervor, quelltet hervor, hervorgequellt)
    • aufsprudeln Verb (sprudele auf, sprudelst auf, sprudelt auf, sprudelte auf, sprudeltet auf, aufgesprudelt)

Konjugationen für opborrelen:

o.t.t.
  1. borrel op
  2. borrelt op
  3. borrelt op
  4. borrelen op
  5. borrelen op
  6. borrelen op
o.v.t.
  1. borrelde op
  2. borrelde op
  3. borrelde op
  4. borrelden op
  5. borrelden op
  6. borrelden op
v.t.t.
  1. ben opgeborreld
  2. bent opgeborreld
  3. is opgeborreld
  4. zijn opgeborreld
  5. zijn opgeborreld
  6. zijn opgeborreld
v.v.t.
  1. was opgeborreld
  2. was opgeborreld
  3. was opgeborreld
  4. waren opgeborreld
  5. waren opgeborreld
  6. waren opgeborreld
o.t.t.t.
  1. zal opborrelen
  2. zult opborrelen
  3. zal opborrelen
  4. zullen opborrelen
  5. zullen opborrelen
  6. zullen opborrelen
o.v.t.t.
  1. zou opborrelen
  2. zou opborrelen
  3. zou opborrelen
  4. zouden opborrelen
  5. zouden opborrelen
  6. zouden opborrelen
diversen
  1. borrel op!
  2. borrelt op!
  3. opgeborreld
  4. opborrelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opborrelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aufsprudeln opborrelen; opwellen in het hoofd opkomen; opwellen
hervorquellen opborrelen; opwellen puilen; uitpuilen
hervorsprudeln opborrelen; opwellen

Wiktionary Übersetzungen für opborrelen:

opborrelen
verb
  1. het naar boven komen van gasbellen door een vloeistof