Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. kleinheid:
  2. klein:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für kleinheid (Niederländisch) ins Deutsch

kleinheid:

kleinheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de kleinheid
    die Kleinheit

Übersetzung Matrix für kleinheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Kleinheit kleinheid

Verwandte Wörter für "kleinheid":


Wiktionary Übersetzungen für kleinheid:


Cross Translation:
FromToVia
kleinheid Bescheidenheit; Demut modestieretenue dans la manière de penser et de parler de soi.

klein:

klein Adjektiv

  1. klein (van geringe afmeting; ondermaats)
  2. klein (in geringe mate)
    gering; dürftig; winzig; banal

Übersetzung Matrix für klein:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
banal in geringe mate; klein banaal; gemeen; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; niet hoog; onedel; ordinair; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vulgair; vunzig
dürftig in geringe mate; klein arm; armelijk; armoedig; armzalig; banaal; bekaaid; berooid; dun; er bekaaid afkomen; gammel; geen vet op de botten hebbende; gemeen; grof; iel; inferieur; karig; krakkemikkig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; luttel; mager; minderwaardig; niet hoog; ondermaats; ondeugdelijk; onedel; onvolgroeid; plat; platvloers; pover; schamel; schraal; schriel; schunnig; slecht; triviaal; tweederangs; vunzig; wankel; weinig; zwak
gering in geringe mate; klein amper; armelijk; armoedig; armzalig; bekrompen; benepen; berooid; bijna geen; gemeen; gering; haast geen; karig; kleingeestig; kleinzielig; krap; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; licht; lichtwegend; luttel; mager; marginaal; miniem; minimaal; minste; nauwelijks; niet hoog; niet overvloedig; onedel; pover; schamel; schraal; ternauwernood; weinig
klein klein; ondermaats; van geringe afmeting armzalig; bekrompen; benepen; gering; hokkerig; karig; kleingeestig; kleinzielig; luttel; mager; miniem; minimaal; minste; petieterig; pover; schamel; schraal; weinig
knapp klein; ondermaats; van geringe afmeting armzalig; bekrompen; benepen; berooid; bondig; dichtbij; droog; eng; in de buurt; karig; kleingeestig; kleinzielig; krap; krap bij kas; mager; met weinig ruimte; nabij; nabijgelegen; nauw; nauwsluitend; niet overvloedig; pover; ragfijn; schamel; schraal; schriel; smal; smalletjes; strak; summier; van geringe breedte; vlakbij
minderwertig klein; ondermaats; van geringe afmeting arm; inferieur; matig; middelmatig; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; onvolgroeid; slecht; tweederangs; zwak
unter dem Mindestmaß klein; ondermaats; van geringe afmeting matig; middelmatig
winzig in geringe mate; klein; ondermaats; van geringe afmeting armzalig; berooid; gemeen; karig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; mager; miniem; minitueus; minuscuul; onedel; ploertig; popperig; pover; schamel; schraal; zeer klein
äußerst klein klein; ondermaats; van geringe afmeting petieterig

Verwandte Wörter für "klein":


Antonyme für "klein":


Verwandte Definitionen für "klein":

  1. jong1
    • je bent nog te klein om zo lang op te blijven1
  2. wie of wat weinig ruimte inneemt1
    • ze is klein voor haar leeftijd1

Wiktionary Übersetzungen für klein:

klein
adjective
  1. van geringe grootte
klein
adjective
  1. von geringem Ausmaß

Cross Translation:
FromToVia
klein winzig; diminutiv diminutive — very small
klein klein; lützel; lütt; wenig little — small in size
klein jung; klein little — (of a sibling) younger
klein klein little — very young
klein Kleinschrift; [[klein schreiben]]; Kleinbuchstaben lower case — lower case letters, collectively
klein klein short — of a person, of comparatively little height
klein klein; gering small — not large
klein klein; jung small — young
klein winzig tiny — very small
klein winzig; klein wee — small, little
klein klein bref — Petit de taille
klein klein petit — De taille réduite.
klein klein; jung petit — Jeune.