Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Deutsch ->Suche: afvuren

Niederländische und deutsche Suchergebnisse für: afvuren

Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. afvuren:
  2. Wiktionary:

Niederländisch

Detailübersetzungen für afvuren (Niederländisch) ins Deutsch

afvuren:

afvuren Verb (vuur af, vuurt af, vuurde af, vuurden af, afgevuurd)

  1. afvuren (schoten lossen; schieten; vuren; afschieten)
    schießen; knallen; feuern; lösen
    • schießen Verb (schieße, schiessest, schießt, schoß, schoßt, geschossen)
    • knallen Verb (knalle, knallst, knallt, knallte, knalltet, geknalltt)
    • feuern Verb (feure, feuerst, feuert, feuerte, feuertet, gefeuert)
    • lösen Verb (löse, löst, lösest, löste, löstet, gelöst)

Konjugationen für afvuren:

o.t.t.
  1. vuur af
  2. vuurt af
  3. vuurt af
  4. vuren af
  5. vuren af
  6. vuren af
o.v.t.
  1. vuurde af
  2. vuurde af
  3. vuurde af
  4. vuurden af
  5. vuurden af
  6. vuurden af
v.t.t.
  1. heb afgevuurd
  2. hebt afgevuurd
  3. heeft afgevuurd
  4. hebben afgevuurd
  5. hebben afgevuurd
  6. hebben afgevuurd
v.v.t.
  1. had afgevuurd
  2. had afgevuurd
  3. had afgevuurd
  4. hadden afgevuurd
  5. hadden afgevuurd
  6. hadden afgevuurd
o.t.t.t.
  1. zal afvuren
  2. zult afvuren
  3. zal afvuren
  4. zullen afvuren
  5. zullen afvuren
  6. zullen afvuren
o.v.t.t.
  1. zou afvuren
  2. zou afvuren
  3. zou afvuren
  4. zouden afvuren
  5. zouden afvuren
  6. zouden afvuren
diversen
  1. vuur af!
  2. vuurt af!
  5. afgevuurd
  6. afvurende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afvuren [znw.] Nomen

  1. afvuren (schoten lossen; afschieten)
    Abschießen; Abfeuern; die Beschießung

Übersetzung Matrix für afvuren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Abfeuern afschieten; afvuren; schoten lossen schieten; vuren
Abschießen afschieten; afvuren; schoten lossen afknallen; doodschieten; elimineren; neerleggen; neerschieten; wegwerken
Beschießung afschieten; afvuren; schoten lossen beschieting
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
feuern afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren aanmaken; blakeren; branden; eten opwarmen; licht aansteken; ontheffen; ontslaan; ontsteken; opwarmen; uitsturen; verhitten; verschroeien; verwarmen; verzenden; verzengen; warm maken; wegsturen; wegzenden; zengen
knallen afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren donderen; knallen; onweren
lösen afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren afbreken; beëindigen; desintegreren; detacheren; forceren; in een vloeistof opgaan; loshaken; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontbinden; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; scheiden; stukmaken; te niet doen; tornen; uit de war halen; uit elkaar halen; uit elkaar vallen; uiteenvallen; uithalen; uittrekken; verbreken; verbrijzelen
schießen afschieten; afvuren; schieten; schoten lossen; vuren bleek worden; wit wegtrekken

Wiktionary Übersetzungen für afvuren:

Cross Translation:
FromToVia
• afvuren → abfeuern ↔ fire — transitive: to shoot
• afvuren → abfahren; abreisen; fortgehen; abfeuern; abschießen; losgehen; aufbrechen ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase :

Computerübersetzung von Drittern:






Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0287 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden