Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für worstelen (Niederländisch) ins Deutsch
worstelen:
-
worstelen (met iemand worstelen)
-
worstelen (touwtrekken)
Konjugationen für worstelen:
o.t.t.
- worstel
- worstelt
- worstelt
- worstelen
- worstelen
- worstelen
o.v.t.
- worstelde
- worstelde
- worstelde
- worstelden
- worstelden
- worstelden
v.t.t.
- heb geworsteld
- hebt geworsteld
- heeft geworsteld
- hebben geworsteld
- hebben geworsteld
- hebben geworsteld
v.v.t.
- had geworsteld
- had geworsteld
- had geworsteld
- hadden geworsteld
- hadden geworsteld
- hadden geworsteld
o.t.t.t.
- zal worstelen
- zult worstelen
- zal worstelen
- zullen worstelen
- zullen worstelen
- zullen worstelen
o.v.t.t.
- zou worstelen
- zou worstelen
- zou worstelen
- zouden worstelen
- zouden worstelen
- zouden worstelen
diversen
- worstel!
- worstelt!
- geworsteld
- worstelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für worstelen:
Wiktionary Übersetzungen für worstelen:
worstelen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• worstelen | → durchbeißen; tun | ↔ struggle — to strive, to labour in difficulty, to fight |
• worstelen | → ringen | ↔ wrestle — to contend, with an opponent, by grappling and attempting to throw |
• worstelen | → Ringkampf; Ringen | ↔ wrestling — sport |
• worstelen | → Ringkampf | ↔ catch — Sport |