Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Deutsch ->Suche: afsplitsing

Niederländische und deutsche Suchergebnisse für: afsplitsing

Übersicht

Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten

afsplitsing:
- Abspaltung; Trennung; Abtrennung; Absonderung
Wiktionary:
- afsplitsing → Fork

Niederländisch

Detailübersetzungen für afsplitsing (Niederländisch) ins Deutsch

afsplitsing:

afsplitsing [de ~ (v)] Nomen

de afsplitsing (afsplijting; afsplitsen; afsplijten)
die Abspaltung
- Abspaltung [die ~] Nomen
de afsplitsing (afscheiding)
die Abspaltung; die Trennung; die Abtrennung; die Absonderung
- Abspaltung [die ~] Nomen
- Trennung [die ~] Nomen
- Abtrennung [die ~] Nomen
- Absonderung [die ~] Nomen

Übersetzung Matrix für afsplitsing:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Absonderung	afscheiding; afsplitsing	afscheiding; afzondering; beschot; isolatie; isolering; schot; tussenmuur; tussenschot
Abspaltung	afscheiding; afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing	dissidentie
Abtrennung	afscheiding; afsplitsing	afscheiding; afvalligheid; afzondering; beschot; desertie; hek; hekwerk; isolering; schot; tussenmuur; tussenschot; verlating
Trennung	afscheiding; afsplitsing	afscheiding; afzondering; beschot; breken; isolering; ontwarring; scheiding; schifting; schot; segregatie; selectie; splitsen; tussenmuur; tussenschot; verbreking

Wiktionary Übersetzungen für afsplitsing:

Cross Translation:

From	To	Via
• afsplitsing	→ Fork	↔ fork — computer science: splitting of a process