Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. meegeven:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für meegevend (Niederländisch) ins Deutsch

meegeven:

meegeven Verb (geef mee, geeft mee, gaf mee, gaven mee, meegegeven)

  1. meegeven (meezenden; meesturen)

Konjugationen für meegeven:

o.t.t.
  1. geef mee
  2. geeft mee
  3. geeft mee
  4. geven mee
  5. geven mee
  6. geven mee
o.v.t.
  1. gaf mee
  2. gaf mee
  3. gaf mee
  4. gaven mee
  5. gaven mee
  6. gaven mee
v.t.t.
  1. heb meegegeven
  2. hebt meegegeven
  3. heeft meegegeven
  4. hebben meegegeven
  5. hebben meegegeven
  6. hebben meegegeven
v.v.t.
  1. had meegegeven
  2. had meegegeven
  3. had meegegeven
  4. hadden meegegeven
  5. hadden meegegeven
  6. hadden meegegeven
o.t.t.t.
  1. zal meegeven
  2. zult meegeven
  3. zal meegeven
  4. zullen meegeven
  5. zullen meegeven
  6. zullen meegeven
o.v.t.t.
  1. zou meegeven
  2. zou meegeven
  3. zou meegeven
  4. zouden meegeven
  5. zouden meegeven
  6. zouden meegeven
diversen
  1. geef mee!
  2. geeft mee!
  3. meegegeven
  4. meegevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für meegeven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
mitschicken meegeven; meesturen; meezenden
mitsenden meegeven; meesturen; meezenden

Wiktionary Übersetzungen für meegeven:

meegeven
verb
  1. (overgankelijk) 1. iemand iets geven voor als die vertrokken is
  2. (inergatief) 1. inveren als er iets tegenaan komt


Wiktionary Übersetzungen für meegevend:

meegevend
adjective
  1. Material: leicht verformbar

Computerübersetzung von Drittern: