Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- bevallen:
-
Wiktionary:
- bevallen → gebären
- bevallen → gefallen, rechtmachen, entbinden, bei der Entbindung helfen, entbunden werden, niederkommen, gebären, zur Welt bringen
Niederländisch
Detailübersetzungen für bevallen (Niederländisch) ins Deutsch
bevallen:
-
bevallen (behagen; plezieren; gelieven; aanstaan)
-
bevallen (bekoren)
-
bevallen (aangenaam aandoen; plezieren)
-
bevallen (prettig vinden; conveniëren; aanstaan)
-
bevallen (baren; voortbrengen; ter wereld brengen)
Konjugationen für bevallen:
o.t.t.
- beval
- bevalt
- bevalt
- bevallen
- bevallen
- bevallen
o.v.t.
- beviel
- beviel
- beviel
- bevielen
- bevielen
- bevielen
v.t.t.
- ben bevallen
- bent bevallen
- is bevallen
- zijn bevallen
- zijn bevallen
- zijn bevallen
v.v.t.
- was bevallen
- was bevallen
- was bevallen
- waren bevallen
- waren bevallen
- waren bevallen
o.t.t.t.
- zal bevallen
- zult bevallen
- zal bevallen
- zullen bevallen
- zullen bevallen
- zullen bevallen
o.v.t.t.
- zou bevallen
- zou bevallen
- zou bevallen
- zouden bevallen
- zouden bevallen
- zouden bevallen
diversen
- beval!
- bevalt!
- bevallen
- bevallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bevallen:
Antonyme für "bevallen":
Verwandte Definitionen für "bevallen":
Wiktionary Übersetzungen für bevallen:
bevallen
Cross Translation:
verb
-
het leven schenken aan een kind
- bevallen → gebären
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bevallen | → gefallen; rechtmachen | ↔ please — to make happy or satisfy |
• bevallen | → entbinden; bei der Entbindung helfen; entbunden werden; niederkommen; gebären; zur Welt bringen | ↔ accoucher — mettre au monde un enfant. |
• bevallen | → gefallen | ↔ plaire — Agréer, être agréable (Sens général) |