Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- omroeren:
-
Wiktionary:
- omroeren → applaudieren, aufsprengen, aufwühlen, ausdreschen, aushämmern, ausklopfen, Beifall spenden, besiegen, buttern, dengeln, dreschen, gewinnen, hauen, klatschen, klopfen, losdreschen, münzen, peitschen, prasseln, prügeln, pulsieren, quirlen, schlagen, schlagen gegen, schütteln, übersteigen, verbuttern, verdreschen, zusammenschlagen
Niederländisch
Detailübersetzungen für omroeren (Niederländisch) ins Deutsch
omroeren:
-
omroeren (roeren)
Konjugationen für omroeren:
o.t.t.
- roer om
- roert om
- roert om
- roeren om
- roeren om
- roeren om
o.v.t.
- roerde om
- roerde om
- roerde om
- roerden om
- roerden om
- roerden om
v.t.t.
- heb omgeroerd
- hebt omgeroerd
- heeft omgeroerd
- hebben omgeroerd
- hebben omgeroerd
- hebben omgeroerd
v.v.t.
- had omgeroerd
- had omgeroerd
- had omgeroerd
- hadden omgeroerd
- hadden omgeroerd
- hadden omgeroerd
o.t.t.t.
- zal omroeren
- zult omroeren
- zal omroeren
- zullen omroeren
- zullen omroeren
- zullen omroeren
o.v.t.t.
- zou omroeren
- zou omroeren
- zou omroeren
- zouden omroeren
- zouden omroeren
- zouden omroeren
diversen
- roer om!
- roert om!
- omgeroerd
- omroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für omroeren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anschüren | omroeren; roeren | aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; agiteren; bemoedigen; in beroering brengen; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toemoedigen |
bewegen | omroeren; roeren | aangaan; agiteren; beroeren; betreffen; bewegen; iemand raken; iemand treffen; in beroering brengen; in beweging brengen; manoeuvreren; marcheren; mixen; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; roeren; treffen; verschuiven; zich bewegen; zich verplaatsen |
schüren | omroeren; roeren | aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; agiteren; bemoedigen; in beroering brengen; oppoken; opporren; opstoken; poken; stimuleren; stoken; toemoedigen |
umruhren | omroeren; roeren |
Wiktionary Übersetzungen für omroeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• omroeren | → applaudieren; aufsprengen; aufwühlen; ausdreschen; aushämmern; ausklopfen; Beifall spenden; besiegen; buttern; dengeln; dreschen; gewinnen; hauen; klatschen; klopfen; losdreschen; münzen; peitschen; prasseln; prügeln; pulsieren; quirlen; schlagen; schlagen gegen; schütteln; übersteigen; verbuttern; verdreschen; zusammenschlagen | ↔ battre — frapper de coups répétés. |