Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für aanboren (Niederländisch) ins Deutsch
aanboren:
-
aanboren (boren)
Konjugationen für aanboren:
o.t.t.
- boor aan
- boort aan
- boort aan
- boren aan
- boren aan
- boren aan
o.v.t.
- boorde aan
- boorde aan
- boorde aan
- boorden aan
- boorden aan
- boorden aan
v.t.t.
- heb aangeboord
- hebt aangeboord
- heeft aangeboord
- hebben aangeboord
- hebben aangeboord
- hebben aangeboord
v.v.t.
- had aangeboord
- had aangeboord
- had aangeboord
- hadden aangeboord
- hadden aangeboord
- hadden aangeboord
o.t.t.t.
- zal aanboren
- zult aanboren
- zal aanboren
- zullen aanboren
- zullen aanboren
- zullen aanboren
o.v.t.t.
- zou aanboren
- zou aanboren
- zou aanboren
- zouden aanboren
- zouden aanboren
- zouden aanboren
diversen
- boor aan!
- boort aan!
- aangeboord
- aanborende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanboren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Anbohren | aanboren | |
Erbohren | aanboren | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anbohren | aanboren; boren | |
bohren | aanboren; boren |
Computerübersetzung von Drittern: