Niederländisch
Detailübersetzungen für beschutten (Niederländisch) ins Deutsch
beschutten:
-
beschutten (bescherming bieden; beschermen)
-
beschutten (beschermen; in bescherming nemen; verdedigen)
-
beschutten (afdekken; afschermen; beschermen; afschutten)
Konjugationen für beschutten:
o.t.t.
- beschut
- beschut
- beschut
- beschutten
- beschutten
- beschutten
o.v.t.
- beschutte
- beschutte
- beschutte
- beschutten
- beschutten
- beschutten
v.t.t.
- heb beschut
- hebt beschut
- heeft beschut
- hebben beschut
- hebben beschut
- hebben beschut
v.v.t.
- had beschut
- had beschut
- had beschut
- hadden beschut
- hadden beschut
- hadden beschut
o.t.t.t.
- zal beschutten
- zult beschutten
- zal beschutten
- zullen beschutten
- zullen beschutten
- zullen beschutten
o.v.t.t.
- zou beschutten
- zou beschutten
- zou beschutten
- zouden beschutten
- zouden beschutten
- zouden beschutten
diversen
- beschut!
- beschut!
- beschut
- beschuttend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für beschutten:
Wiktionary Übersetzungen für beschutten:
beschutten
Cross Translation:
verb
-
beschermen, met name tegen weer en wind
- beschutten → beschützen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beschutten | → Schutz; schützen; beschützen; schirmen | ↔ abriter — mettre à l'abri |