Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
-
schön:
- mooi; knap; goed ogend; welgevallig; attractief; fraai; leuk; aangenaam; prettig; plezierig; behaaglijk; fijn; plezant; schoon; welgemaakt; bevallig; aantrekkelijk; aanlokkelijk; charmant; bekoorlijk; sympathiek; aardig; lief; schattig; begeerenswaardig; verrukkelijk; aanbiddelijk; hartelijk; vriendelijk; minnelijk; slank en smal; comfortabel; gemakkelijk; geriefelijk; verleidelijk; uitnodigend; allerliefst; alleraardigst; verlokkend; verzoekend; uitlokkend; decoratief; bewonderenswaardig; appetijtelijk; lieflijk; oogstrelend
- Wiktionary:
Niederländisch
Detailübersetzungen für schoen (Niederländisch) ins Deutsch
schoen:
Übersetzung Matrix für schoen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Schuh | schoen |
Verwandte Wörter für "schoen":
Verwandte Definitionen für "schoen":
Wiktionary Übersetzungen für schoen:
schoen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schoen | → Stiefel | ↔ boot — heavy shoe that covers part of the leg |
• schoen | → Schuh; Lackschuh | ↔ shoe — protective covering for the foot |
• schoen | → Schuh | ↔ shoe — something resembling a shoe (e.g. brake shoe) |
• schoen | → Schuh | ↔ chaussure — Ce que l’on met au pied pour se chausser. |
• schoen | → Schuh | ↔ soulier — chaussure qui couvrir tout ou seulement une partie du pied. |
Verwandte Übersetzungen für schoen
Deutsch
Detailübersetzungen für schoen (Deutsch) ins Niederländisch
schön:
-
schön (attraktiv; hübsch; süß; gutaussehend; angenehm; zierlich; schmuck; flott; schick; anziehend; fesch; reizend)
mooi; knap; goed ogend; welgevallig; attractief; fraai-
mooi Adjektiv
-
knap Adjektiv
-
goed ogend Adjektiv
-
welgevallig Adjektiv
-
attractief Adjektiv
-
fraai Adjektiv
-
-
schön (angenehm; toll; spaßig; gemütlich; amüsant; fein; gesellig; nett; geschmackvoll; vergnüglich; erfreulich; behaglich; herrlich; fabelhaft; vergnügt; entzückend; wohltuend; ergötzlich)
-
schön (hübsch; nett; gutaussehend; attraktiv; schmuck)
mooi; knap; schoon; welgemaakt; bevallig-
mooi Adjektiv
-
knap Adjektiv
-
schoon Adjektiv
-
welgemaakt Adjektiv
-
bevallig Adjektiv
-
-
schön (anmutig; lieblich; hübsch; entzückend; graziös; gefällig; charmant; attraktiv; allerliebst; reizend; goldig)
mooi; aantrekkelijk; aanlokkelijk; attractief; charmant; bekoorlijk; bevallig; knap-
mooi Adjektiv
-
aantrekkelijk Adjektiv
-
aanlokkelijk Adjektiv
-
attractief Adjektiv
-
charmant Adjektiv
-
bekoorlijk Adjektiv
-
bevallig Adjektiv
-
knap Adjektiv
-
-
schön
-
schön (sympathisch; hübsch; nett; süß; freundschaftlich; gesellig; lieb; attraktiv; prima; freundlich; reizend; fein; angenehm; liebenswürdig; herzlich; gutaussehend; erfreulich)
-
schön (attraktiv; anmutig; reizend)
aantrekkelijk; schattig; begeerenswaardig; charmant; verrukkelijk; bekoorlijk; aanbiddelijk-
aantrekkelijk Adjektiv
-
schattig Adjektiv
-
begeerenswaardig Adjektiv
-
charmant Adjektiv
-
verrukkelijk Adjektiv
-
bekoorlijk Adjektiv
-
aanbiddelijk Adjektiv
-
-
schön (charmant; freundlich; sympathisch; nett; hübsch; gesellig; angenehm; lieblich; anmutig; zierlich; entzückend; allerliebst; herzlich; liebenswürdig; reizend; gutartig; niedlich; bezaubernd; freundschaftlich; hold; goldig; herzgewinnend)
-
schön (herzlich; freundlich; sympathisch; entgegenkommend; freundschaftlich; wohlwollend; herzensgut; liebenswürdig; heiß; warm; innig)
-
schön (angenehm; fein; herrlich; erfreulich)
-
schön (bequem; komfortabel; gemütlich; gemächlich; angenehm; behaglich; bequemlich; einfach; häuslich; vergnüglich; gesellig; leicht; glatt; wohltuend; simpel)
comfortabel; gemakkelijk; geriefelijk; aangenaam-
comfortabel Adjektiv
-
gemakkelijk Adjektiv
-
geriefelijk Adjektiv
-
aangenaam Adjektiv
-
-
schön (reizend; attraktiv; verlockend; anziehend; anmutig; hübsch; schick; gutaussehend; flott)
verleidelijk; aantrekkelijk; uitnodigend; attractief; aanlokkelijk; bekoorlijk-
verleidelijk Adjektiv
-
aantrekkelijk Adjektiv
-
uitnodigend Adjektiv
-
attractief Adjektiv
-
aanlokkelijk Adjektiv
-
bekoorlijk Adjektiv
-
-
schön (sehr gefallig; hübsch; allerliebst; reizend; entzückend; charmant; anmutig; graziös)
charmant; bekoorlijk; allerliefst; alleraardigst-
charmant Adjektiv
-
bekoorlijk Adjektiv
-
allerliefst Adjektiv
-
alleraardigst Adjektiv
-
-
schön (anziehend; verlockend; attraktiv; reizvoll; einladend; reizend; hübsch; anmutig; schmackhaft; anmutsvoll; zierlich)
aantrekkelijk; attractief; uitnodigend; verlokkend; aanlokkelijk; bekoorlijk; verzoekend; uitlokkend-
aantrekkelijk Adjektiv
-
attractief Adjektiv
-
uitnodigend Adjektiv
-
verlokkend Adjektiv
-
aanlokkelijk Adjektiv
-
bekoorlijk Adjektiv
-
verzoekend Adjektiv
-
uitlokkend Adjektiv
-
-
schön (dekorativ; gutaussehend; elegant; fein; attraktiv)
decoratief-
decoratief Adjektiv
-
-
schön (vergnüglich; angenehm; gemütlich; gesellig; wohltuend; behaglich; stimmungsvoll)
-
schön (bewundernswert)
bewonderenswaardig-
bewonderenswaardig Adjektiv
-
-
schön (appetitlich)
appetijtelijk-
appetijtelijk Adjektiv
-
-
schön (lieblich; hübsch; niedlich; zierlich; anmutig; hold; reizend; goldig; allerliebst)
-
schön (schmeichelhaft; schmeichelnd)
oogstrelend-
oogstrelend Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für schön:
Synonyms for "schön":
Wiktionary Übersetzungen für schön:
schön
Cross Translation:
adjective
schön
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schön | → mooi; schoon | ↔ beautiful — possessing charm and attractive |
• schön | → mooi | ↔ beautiful — of weather: pleasant, clear |
• schön | → bevallig; mooi | ↔ fair — pretty or attractive |
• schön | → goed | ↔ good — pleasant; enjoyable |
• schön | → heerlijk; prachtig | ↔ great — very good |
• schön | → aantrekkelijk; aantrekkelijke; mooi; mooie; knap; knappe | ↔ nice — attractive |
• schön | → fijne; fijn | ↔ nice — showing or requiring great precision or sensitive discernment |
• schön | → mooi | ↔ pretty — especially of women and children: pleasant, attractive |
• schön | → mooi; worden | ↔ abeausir — (vieilli) Se mettre au beau. |
• schön | → schoon; mooi; fraai; knap; net | ↔ beau — D’aspect agréable à l’œil ou à l’oreille. |