Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Anblick
|
aangezicht; gelaat; gezicht
|
aanblik
|
Angesicht
|
aangezicht; front; voorkant; voorzijde
|
|
Ansicht
|
aangezicht; buitenkant; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
Weergeven; aanblik; aanschouwing; aanzien; allure; ansicht; ansichtkaart; apperceptie; begrip; benul; conceptie; denkbeeld; doorzicht; dunk; gezicht; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; inzicht; kijk; lezing; manier van kijken; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; notie; observatie; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; panorama; perceptie; prentbriefkaart; prospect; standpunt; uitzicht; vaststaande mening; vergezicht; visie; vue; waarneming; weergave; zicht; zienswijze
|
Antlitz
|
aangezicht; gelaat; gezicht
|
|
Aussehen
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aanzien; allure; exterieur; figuur; gedaante; postuur; uiterlijk
|
Erscheinung
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aanzien; allure; fenomeen; figuur; gedaante; gestalte; lichaamslijn; lichaamspostuur; postuur; silhouet; verschijnen; verschijning; verschijningsvorm; verschijnsel; vorm
|
Erscheinungsform
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aanzien; allure; figuur; lichaamslijn; silhouet; verschijning; verschijningsvorm
|
Fassade
|
aangezicht; front; voorkant; voorzijde
|
façade; front; frontlijn; gevechtslinie; gevel; gevelbreedte; pui; schijnvertoning; uiterlijke schijn; vooraanzicht; vooreind; vooreinde; voorgevel; voorkant; voorste gedeelte; voorzijde; vuurlijn
|
Front
|
aangezicht; front; voorkant; voorzijde
|
façade; front; frontlijn; gevechtslinie; gevel; gevelbreedte; pui; vooraanzicht; vooreind; vooreinde; voorgevel; voorkant; voorste gedeelte; voorzijde; vuurlijn
|
Gesicht
|
aangezicht; gelaat; gezicht
|
facie; gevel; pui; toet; voorgevel; voorzijde
|
Gestalt
|
aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
butler; conditie; figuur; gedaante; gestalte; herenknecht; iemand; individu; kamerbediende; kamerdienaar; lichaamspostuur; mens; mensenkind; persoon; postuur; sterveling; type; uiterlijk; verschijning; vorm; wezen
|
Schauspiel
|
aangezicht; gelaat; gezicht
|
drama; kijkstuk; komedie; opvoering; parade; schouwspel; show; spektakel; spektakelstuk; staatsie; stuk; toneelstuk; vertoning; voorstelling
|
Statur
|
aangezicht; buitenkant; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aanzien; allure; figuur; gedaante; gestalte; lichaamslijn; lichaamspostuur; postuur; silhouet; verschijning; vorm
|
Szene
|
aangezicht; gelaat; gezicht
|
scène; thema
|
Vorderseite
|
aangezicht; front; voorkant; voorzijde
|
front; frontlijn; gevechtslinie; gevel; pui; vooreind; vooreinde; voorgevel; voorste gedeelte; voorzijde; vuurlijn
|
Vorseite
|
aangezicht; front; voorkant; voorzijde
|
|
Äußere
|
aangezicht; buitenkant; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
aanzien; buitenste; exterieur; figuur; gedaante; postuur; uiterlijk
|