Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Ausgleichen
|
goedmaken
|
compenseren; vergoeden
|
Gutmachen
|
goedmaken
|
|
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Freiden schließen
|
bijleggen; goedmaken; ruzie afsluiten
|
|
abbüßen
|
bijspijkeren; compenseren; goedmaken; inhalen; vergoeden
|
|
abhelfen
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
verhelpen
|
aufarbeiten
|
bijspijkeren; goedmaken; inhalen
|
consumeren; erop vooruit gaan; gebruiken; jezelf opwerken; opwerken; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; verbruiken; vooruitkomen; vorderen
|
aufbessern
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
afmaken; beteren; completeren; corrigeren; leven beteren; perfectioneren; verbeteren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
ausbauen
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
aanbouwen; afmaken; afwisselen; bijbouwen; completeren; expanderen; herzien; openen; perfectioneren; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; veranderen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; vervolledigen; vervolmaken; verwijden; verwisselen; volledig maken; voltooien; wijzigen
|
ausbessern
|
beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; herstellen; herzien; maken; rechtzetten; renoveren; repareren; verbeteren
|
afmaken; completeren; herstellen; innoveren; klusje opknappen; klussen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; perfectioneren; repareren; vernieuwen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
ausgleichen
|
compenseren; goedmaken; vergoeden
|
aanzuiveren; bufferen; gelijkmaken; nabetalen; nivelleren; vereffenen; verrekenen; vlak maken
|
beilegen
|
bijleggen; goedmaken; ruzie afsluiten
|
afdoen; afhandelen; beslechten; bijbetalen; bijdoen; bijleggen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; erbij tellen; erbij voegen; insluiten; kwijten; optellen; schikken; toevoegen; twist uit de weg ruimen; verzoenen; vrede sluiten
|
belohnen
|
compenseren; goedmaken; vergoeden
|
afrekenen; belonen; betalen; bezoldigen; dokken; honoreren; salariëren
|
berichtigen
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
afmaken; bewerken; completeren; corrigeren; herschrijven; hervormen; herzien; perfectioneren; rechtzetten; rectificeren; reformeren; verbeteren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
bessern
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
beteren; corrigeren; leven beteren; verbeteren
|
deichseln
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
arrangeren; flikken; iemand iets flikken; iets op touw zetten; lappen; leveren; regelen
|
einbringen
|
compenseren; goedmaken; vergoeden
|
aandragen; aanvoeren; bijdragen; brengen; distribueren; doen in; iets in te brengen hebben; inbrengen; indoen; instoppen; inwinnen; langs brengen; meebrengen; naar voren brengen; opbrengen; opleveren; opperen; poneren; ronddelen; trachten te krijgen; uitreiken; verdelen
|
entgelten
|
compenseren; goedmaken; vergoeden
|
afrekenen; belonen; betalen; bezoldigen; boeten; dokken; honoreren; ontgelden; salariëren
|
ergänzen
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
afmaken; completeren; perfectioneren; talrijker maken; uitbreiden; vergroten; vermeerderen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
erneuern
|
beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; herstellen; herzien; maken; rechtzetten; renoveren; repareren; verbeteren
|
aflossen; echoën; herhalen; hernieuwen; herscheppen; herstellen; hervormen; in goede staat brengen; innoveren; kerk hervormen; nabouwen; napraten; nazeggen; nieuw leven inblazen; opknappen; reformeren; regenereren; remplaceren; renoveren; verbeteren; vernieuwen; vervangen; verversen; verwisselen; wederopbouwen
|
ersetzen
|
compenseren; goedmaken; vergoeden
|
aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen
|
erstatten
|
compenseren; goedmaken; vergoeden
|
restitueren; uitbrengen; uitgeven
|
fixen
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
|
flicken
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
gaten dichten; herstellen; innoveren; repareren; stoppen; vernieuwen; verstellen
|
gutmachen
|
bijleggen; bijspijkeren; compenseren; fiksen; goedmaken; herstellen; inhalen; maken; rechtstrijken; rechtzetten; repareren; ruzie afsluiten; vergoeden
|
ding rechtzetten
|
hinkriegen
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
bedingen; bewerkstelligen; fiksen; fixen; flikken; iemand iets flikken; klaarspelen; lappen; leveren; tot stand brengen; voor elkaar krijgen
|
honorieren
|
compenseren; goedmaken; vergoeden
|
belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren
|
innovieren
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
aflossen; in goede staat brengen; innoveren; opknappen; remplaceren; renoveren; vernieuwen; vervangen; verwisselen
|
kompensieren
|
compenseren; goedmaken; vergoeden
|
|
korrigieren
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
corrigeren; ding rechtzetten; hervormen; herzien; rechtzetten; rectificeren; reformeren; verbeteren
|
montieren
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
assembleren; in elkaar zetten; monteren
|
renovieren
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
hernieuwen; herstellen; in goede staat brengen; innoveren; opknappen; renoveren; verbeteren; vernieuwen
|
reparieren
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
herstellen; in orde brengen; in orde maken; repareren; reviseren; vernieuwen; verstellen
|
restaurieren
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
hernieuwen; herstellen; in goede staat brengen; innoveren; opknappen; renoveren; restaureren; verbeteren; vernieuwen; wederopbouwen
|
sühnen
|
bijspijkeren; compenseren; goedmaken; inhalen; vergoeden
|
bloeden voor; boeten voor
|
verbessern
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
aandrijven; aansporen; beter worden; beteren; corrigeren; leven beteren; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opvijzelen; opwekken; prikkelen; progressie maken; stimuleren; stroomlijnen; verbeteren; vooruitgang boeken
|
vergüten
|
compenseren; goedmaken; vergoeden
|
belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren
|
vervollkommnen
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
afmaken; compleet maken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
wiederaufbauen
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
herbouwen; hernieuwen; herstellen; opnieuw bouwen; reconstrueren; renoveren; verbeteren; vernieuwen; wederopbouwen
|
wiedereinsetzen
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
herstellen; repareren; vernieuwen
|
wiedergutmachen
|
compenseren; goedmaken; vergoeden
|
|
wiederherstellen
|
fiksen; goedmaken; herstellen; maken; rechtzetten; repareren
|
hernieuwen; herstellen; in orde brengen; in orde maken; renoveren; repareren; terugkeren; terugzetten; verbeteren; vernieuwen; verstellen
|