Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- opvoeren:
- opvaren:
-
Wiktionary:
- opvoeren → spielen, aufführen, inszenieren
Niederländisch
Detailübersetzungen für opvoeren (Niederländisch) ins Deutsch
opvoeren:
-
opvoeren (vergroten)
Konjugationen für opvoeren:
o.t.t.
- voer op
- voert op
- voert op
- voeren op
- voeren op
- voeren op
o.v.t.
- voerde op
- voerde op
- voerde op
- voerden op
- voerden op
- voerden op
v.t.t.
- heb opgevoerd
- hebt opgevoerd
- heeft opgevoerd
- hebben opgevoerd
- hebben opgevoerd
- hebben opgevoerd
v.v.t.
- had opgevoerd
- had opgevoerd
- had opgevoerd
- hadden opgevoerd
- hadden opgevoerd
- hadden opgevoerd
o.t.t.t.
- zal opvoeren
- zult opvoeren
- zal opvoeren
- zullen opvoeren
- zullen opvoeren
- zullen opvoeren
o.v.t.t.
- zou opvoeren
- zou opvoeren
- zou opvoeren
- zouden opvoeren
- zouden opvoeren
- zouden opvoeren
en verder
- is opgevoerd
- zijn opgevoerd
diversen
- voer op!
- voert op!
- opgevoerd
- opvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opvoeren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aufführen | opvoeren; vergroten | bouwen; construeren; figureren; omhoogkomen; opnoemen; opsommen; opstijgen; opvliegen |
opvoeren form of opvaren:
Übersetzung Matrix für opvaren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Auffahren | opvaren | driftig zijn; oprijden; opschrikken; opstuiven; opvliegen |