Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für omhakken (Niederländisch) ins Deutsch
omhakken:
-
omhakken (bomen kappen; kappen; hakken; vellen; houwen)
Bäume fällen; kappen; umhauen; hacken; abholzen; fällen; umhacken; umschlagen; hauen-
Bäume fällen Verb
-
Konjugationen für omhakken:
o.t.t.
- hak om
- hakt om
- hakt om
- hakken om
- hakken om
- hakken om
o.v.t.
- hakte om
- hakte om
- hakte om
- hakten om
- hakten om
- hakten om
v.t.t.
- heb omgehakt
- hebt omgehakt
- heeft omgehakt
- hebben omgehakt
- hebben omgehakt
- hebben omgehakt
v.v.t.
- had omgehakt
- had omgehakt
- had omgehakt
- hadden omgehakt
- hadden omgehakt
- hadden omgehakt
o.t.t.t.
- zal omhakken
- zult omhakken
- zal omhakken
- zullen omhakken
- zullen omhakken
- zullen omhakken
o.v.t.t.
- zou omhakken
- zou omhakken
- zou omhakken
- zouden omhakken
- zouden omhakken
- zouden omhakken
en verder
- is omgehakt
- zijn omgehakt
diversen
- hak om!
- hakt om!
- omgehakt
- omhakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze