Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- terugschrikken voor:
-
Wiktionary:
- terugschrikken voor → fürchten, bangen, befürchten, ängstigen, zagen
Niederländisch
Detailübersetzungen für terugschrikken voor (Niederländisch) ins Deutsch
terugschrikken voor:
terugschrikken voor Verb (schrik terug voor, schrikt terug voor, schrok terug voor, schrokken terug voor, terugeschrokken voor)
-
terugschrikken voor
Konjugationen für terugschrikken voor:
o.t.t.
- schrik terug voor
- schrikt terug voor
- schrikt terug voor
- schrikken terug voor
- schrikken terug voor
- schrikken terug voor
o.v.t.
- schrok terug voor
- schrok terug voor
- schrok terug voor
- schrokken terug voor
- schrokken terug voor
- schrokken terug voor
v.t.t.
- ben terugeschrokken voor
- bent terugeschrokken voor
- is terugeschrokken voor
- zijn terugeschrokken voor
- zijn terugeschrokken voor
- zijn terugeschrokken voor
v.v.t.
- was terugeschrokken voor
- was terugeschrokken voor
- was terugeschrokken voor
- waren terugeschrokken voor
- waren terugeschrokken voor
- waren terugeschrokken voor
o.t.t.t.
- zal terugschrikken voor
- zult terugschrikken voor
- zal terugschrikken voor
- zullen terugschrikken voor
- zullen terugschrikken voor
- zullen terugschrikken voor
o.v.t.t.
- zou terugschrikken voor
- zou terugschrikken voor
- zou terugschrikken voor
- zouden terugschrikken voor
- zouden terugschrikken voor
- zouden terugschrikken voor
diversen
- schrik terug voor!
- schrikt terug voor!
- terugeschrokken voor
- terugschrikkend voor
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für terugschrikken voor:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
befürchten | terugschrikken voor | duchten |
fürchten | terugschrikken voor | bang zijn; duchten; schrikken; vrees koesteren; vrezen |
zurückschrecken vor | terugschrikken voor |
Wiktionary Übersetzungen für terugschrikken voor:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• terugschrikken voor | → fürchten; bangen; befürchten; ängstigen; zagen | ↔ craindre — Envisager quelqu’un ou quelque chose comme nuisible ou dangereux. |
• terugschrikken voor | → fürchten; befürchten; ängstigen | ↔ redouter — Craindre fort. |