Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anschauen
|
aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; dood kunnen vallen; gadeslaan; in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toeschouwen; toezien
|
ansehen
|
aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; dood kunnen vallen; gadeslaan; in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toekijken; toeschouwen; toezien
|
auflösen
|
ontdekken; ontwaren; opsporen
|
afbetalen; afbreken; afrekenen; beëindigen; desintegreren; detacheren; exploderen; forceren; in een vloeistof opgaan; kraken; losbreken; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; omzetten; ontbinden; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opdoeken; openbreken; opheffen; oplossen; scheiden; stukmaken; tornen; tot een oplossing brengen; uit elkaar gaan; uit elkaar vallen; uiteen doen gaan; uiteengaan; uiteenvallen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; van elkaar gaan; verbreken; verbrijzelen; vereffenen; verrekenen
|
ausfindig machen
|
ontdekken; ontwaren; opsporen
|
achterhalen; ontcijferen; ontdekken; ontwarren; oplossen; plaats toekennen; plaatsen; te weten komen; tot een oplossing brengen; vinden
|
bemerken
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; voelen; waarnemen; zien
|
aanmerken; babbelen; bekijken; bemerken; gadeslaan; gewaarworden; horen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; merken; notitie nemen van; observeren; opmerken; praten; signaleren; snateren; spreken; voelen; waarnemen; wauwelen; zien; zwammen
|
beobachten
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; opletten; signaleren; speurend kijken; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; voelen; waarnemen; zien
|
betrachten
|
aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; afwegen; bekijken; beschouwen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; dood kunnen vallen; gadeslaan; inspecteren; kijken; op het oog hebben; overdenken; overwegen; overzien; schouwen; toeschouwen; van plan zijn
|
entdecken
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontdekken; ontwaren; opsporen; voelen; waarnemen; zien
|
bekijken; bloot leggen; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; ontdekken; reveleren; signaleren; vinden; voelen; waarnemen; zien
|
erkennen
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; voelen; waarnemen; zien
|
begrijpen; beseffen; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; een ereteken geven; inzien; met het verstand vatten; onderkennen; onderscheiden; realiseren; snappen; van elkaar onderscheiden
|
feststellen
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; voelen; waarnemen; zien
|
bekijken; beleven; bemerken; bepalen; betogen; checken; constateren; demonstreren; determineren; ervaren; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; nagaan; natrekken; observeren; ondervinden; opmerken; signaleren; vaststellen; verifiëren; voelen; waarnemen; zien
|
fühlen
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien
|
aanvoelen; betasten; bevoelen; doorleven; doorstaan; iets voelen; inleven; invoelen; meeleven; verdragen; verduren; verteren; vingeren; voelen; voorvoelen
|
gucken
|
aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
|
aanblikken; aankijken; aanzien; bekijken; gadeslaan; koekeloeren; naar boven kijken; naar boven zien; op het oog hebben; opkijken; opzien; toeschouwen; verrast opkijken
|
herausbekommen
|
ontdekken; ontwaren; opsporen
|
achterhalen; ontcijferen; ontwarren; oplossen; te weten komen; tot een oplossing brengen
|
herausbringen
|
ontdekken; ontwaren; opsporen
|
naar buiten brengen; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitbrengen; uitgeven
|
hinterkommen
|
ontdekken; ontwaren; opsporen
|
ontcijferen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen
|
merken
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien
|
aankruisen; aanvoelen; beleven; bemerken; ervaren; gewaarworden; lucht krijgen van; merken; ondervinden; opmerken; signaleren; voelen; voorvoelen; waarnemen
|
schauen
|
aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; kijken; schouwen; toekijken; toeschouwen
|
sehen
|
aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; voelen; waarnemen; zien
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; toekijken; voelen; waarnemen; zien
|
spüren
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; voelen; waarnemen; zien
|
aanvoelen; achter komen; bemerken; gewaarworden; merken; naspeuring doen; onderzoeken; opmerken; rechercheren; signaleren; snuffelen; speuren; voorvoelen; vorsen; waarnemen
|
wahrnehmen
|
aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; voelen; waarnemen; zien
|
aanblikken; aankijken; aanvoelen; aanzien; bekijken; beleven; bemerken; ervaren; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; ondervinden; opmerken; signaleren; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
|
zu sehen bekommen
|
gewaarworden; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen
|
|