Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für aanraken (Niederländisch) ins Deutsch
aanraken:
-
aanraken (voelen)
Konjugationen für aanraken:
o.t.t.
- raak aan
- raakt aan
- raakt aan
- raken aan
- raken aan
- raken aan
o.v.t.
- raakte aan
- raakte aan
- raakte aan
- raakten aan
- raakten aan
- raakten aan
v.t.t.
- heb aangeraakt
- hebt aangeraakt
- heeft aangeraakt
- hebben aangeraakt
- hebben aangeraakt
- hebben aangeraakt
v.v.t.
- had aangeraakt
- had aangeraakt
- had aangeraakt
- hadden aangeraakt
- hadden aangeraakt
- hadden aangeraakt
o.t.t.t.
- zal aanraken
- zult aanraken
- zal aanraken
- zullen aanraken
- zullen aanraken
- zullen aanraken
o.v.t.t.
- zou aanraken
- zou aanraken
- zou aanraken
- zouden aanraken
- zouden aanraken
- zouden aanraken
diversen
- raak aan!
- raakt aan!
- aangeraakt
- aanrakende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanraken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Anrühren | aanraken | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anrühren | aanraken; voelen | aanroeren; aanstippen; beïnvloeden; dooreenmengen; even aanraken; mengen; ontroeren; raken; treffen; vermengen |
berühren | aanraken; voelen | aangaan; aankloppen; aanroeren; aanstippen; aantikken; aantippen; beroeren; betreffen; even aanraken; kloppen; ontroeren; raken; tikken; tippen; treffen |
- | aankomen; raken |