Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. afgezien:
  2. afzien:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afgezien (Niederländisch) ins Deutsch

afgezien:

afgezien Adjektiv

  1. afgezien (overgeschreven; afgeschreven; afgekeken; gespiekt)

Übersetzung Matrix für afgezien:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abgeschrieben afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven afgeschreven zijn; opgedoekt
abgesehen afgekeken; afgeschreven; afgezien; gespiekt; overgeschreven

Verwandte Wörter für "afgezien":

  • afgeziene

Verwandte Definitionen für "afgezien":

  1. zonder te letten op ...., zonder mee te tellen1
    • afgezien van de inktvlekken is dit een goede brief1

Wiktionary Übersetzungen für afgezien:

afgezien
preposition
  1. buiten beschouwing latend

afzien:

afzien Verb (zie af, ziet af, zag af, zagen af, afgezien)

  1. afzien (afstand doen)
    verzichten; absehen
    • verzichten Verb (verzichte, verzichtest, verzichtet, verzichtete, verzichtetet, verzichtet)
    • absehen Verb (sehe ab, siehst ab, sieht ab, sah ab, saht ab, abgesehen)

Konjugationen für afzien:

o.t.t.
  1. zie af
  2. ziet af
  3. ziet af
  4. zien af
  5. zien af
  6. zien af
o.v.t.
  1. zag af
  2. zag af
  3. zag af
  4. zagen af
  5. zagen af
  6. zagen af
v.t.t.
  1. heb afgezien
  2. hebt afgezien
  3. heeft afgezien
  4. hebben afgezien
  5. hebben afgezien
  6. hebben afgezien
v.v.t.
  1. had afgezien
  2. had afgezien
  3. had afgezien
  4. hadden afgezien
  5. hadden afgezien
  6. hadden afgezien
o.t.t.t.
  1. zal afzien
  2. zult afzien
  3. zal afzien
  4. zullen afzien
  5. zullen afzien
  6. zullen afzien
o.v.t.t.
  1. zou afzien
  2. zou afzien
  3. zou afzien
  4. zouden afzien
  5. zouden afzien
  6. zouden afzien
diversen
  1. zie af!
  2. ziet af!
  3. afgezien
  4. afziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für afzien:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
absehen afstand doen; afzien
verzichten afstand doen; afzien ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden

Wiktionary Übersetzungen für afzien:

afzien
verb
  1. besluiten iets niet te doen
  2. lijden, ongemak doorstaan
afzien
verb
  1. Anspruch auf etwas freiwillig aufgeben; etwas aus seiner Entscheidung heraus nicht tun