Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für zweven (Niederländisch) ins Deutsch
zweven:
-
zweven (hangen)
Konjugationen für zweven:
o.t.t.
- zweef
- zweeft
- zweeft
- zweven
- zweven
- zweefen
o.v.t.
- zweefen
- zweefde
- zweefde
- zweefden
- zweefden
- zweefden
v.t.t.
- heb gezweefd
- hebt gezweefd
- heeft gezweefd
- hebben gezweefd
- hebben gezweefd
- hebben gezweefd
v.v.t.
- had gezweefd
- had gezweefd
- had gezweefd
- hadden gezweefd
- hadden gezweefd
- hadden gezweefd
o.t.t.t.
- zal zweven
- zult zweven
- zal zweven
- zullen zweven
- zullen zweven
- zullen zweven
o.v.t.t.
- zou zweven
- zou zweven
- zou zweven
- zouden zweven
- zouden zweven
- zouden zweven
diversen
- zweef!
- zweeft!
- gezweefd
- zwevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für zweven:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gleiteen | hangen; zweven | |
hängen | hangen; zweven | afhangen; buiten hangen; bungelen; ergens aan hangen; hangen; niksen; ophangen; opknopen; rondhangen; rondlummelen |
schweben | hangen; zweven | hangende zijn; nog gaande zijn; nog onbeslist zijn |