Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- ontmaskeren:
-
Wiktionary:
- ontmaskeren → demaskieren, entlarven, enttarnen
- ontmaskeren → diskreditieren, entlarven
Niederländisch
Detailübersetzungen für ontmaskeren (Niederländisch) ins Deutsch
ontmaskeren:
-
ontmaskeren (blootleggen; onthullen)
Konjugationen für ontmaskeren:
o.t.t.
- ontmasker
- ontmaskert
- ontmaskert
- ontmaskeren
- ontmaskeren
- ontmaskeren
o.v.t.
- ontmaskerde
- ontmaskerde
- ontmaskerde
- ontmaskerden
- ontmaskerden
- ontmaskerden
v.t.t.
- heb ontmaskerd
- hebt ontmaskerd
- heeft ontmaskerd
- hebben ontmaskerd
- hebben ontmaskerd
- hebben ontmaskerd
v.v.t.
- had ontmaskerd
- had ontmaskerd
- had ontmaskerd
- hadden ontmaskerd
- hadden ontmaskerd
- hadden ontmaskerd
o.t.t.t.
- zal ontmaskeren
- zult ontmaskeren
- zal ontmaskeren
- zullen ontmaskeren
- zullen ontmaskeren
- zullen ontmaskeren
o.v.t.t.
- zou ontmaskeren
- zou ontmaskeren
- zou ontmaskeren
- zouden ontmaskeren
- zouden ontmaskeren
- zouden ontmaskeren
en verder
- ben ontmaskerd
- bent ontmaskerd
- is ontmaskerd
- zijn ontmaskerd
- zijn ontmaskerd
- zijn ontmaskerd
diversen
- ontmasker!
- ontmaskert!
- ontmaskerd
- ontmaskerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ontmaskeren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bloßlegen | blootleggen; onthullen; ontmaskeren | bloot leggen; ontbloten; openbreken; openleggen |
enttarnen | blootleggen; onthullen; ontmaskeren |
Wiktionary Übersetzungen für ontmaskeren:
ontmaskeren
Cross Translation:
verb
-
de ware aard laten zien van iets of iemand
- ontmaskeren → demaskieren; entlarven; enttarnen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontmaskeren | → diskreditieren; entlarven | ↔ debunk — to discredit or expose the falsehood of something |