Niederländisch
Detailübersetzungen für aanblik (Niederländisch) ins Deutsch
aanblik:
-
de aanblik
-
de aanblik (aanzicht)
Übersetzung Matrix für aanblik:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Anblick | aanblik | aangezicht; gelaat; gezicht |
Ansicht | aanblik | Weergeven; aangezicht; aanschouwing; aanzien; allure; ansicht; ansichtkaart; apperceptie; begrip; benul; buitenkant; conceptie; denkbeeld; doorzicht; dunk; gedaante; gezicht; gezichtspunt; gezindheid; idee; iemand zijn uiterlijk; interpretatie; inzicht; kijk; lezing; manier van kijken; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; notie; observatie; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; panorama; perceptie; prentbriefkaart; prospect; standpunt; uiterlijk; uitzicht; vaststaande mening; vergezicht; verschijning; vertoon; visie; voorkomen; vorm; vue; waarneming; weergave; zicht; zienswijze |
ansicht | aanblik; aanzicht |
Wiktionary Übersetzungen für aanblik:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanblik | → Aussehen | ↔ appearance — Semblance, or apparent likeness |
• aanblik | → Luft; Anschein; Ansehen; Augenschein; Aussehen; Schein; Äußere; Gesicht; Miene; Anblick; Aspekt; Erscheinung | ↔ air — mélange gazeux constituer l’atmosphère. |
• aanblik | → Eile; Geschwindigkeit; Hast; Anblick; Aussehen; Aspekt; Erscheinung | ↔ allure — façon d’aller, de marcher. |
aanblik form of aanblikken:
Konjugationen für aanblikken:
o.t.t.
- blik aan
- blikt aan
- blikt aan
- blikken aan
- blikken aan
- blikken aan
o.v.t.
- blikte aan
- blikte aan
- blikte aan
- blikten aan
- blikten aan
- blikten aan
v.t.t.
- heb aangeblikt
- hebt aangeblikt
- heeft aangeblikt
- hebben aangeblikt
- hebben aangeblikt
- hebben aangeblikt
v.v.t.
- had aangeblikt
- had aangeblikt
- had aangeblikt
- hadden aangeblikt
- hadden aangeblikt
- hadden aangeblikt
o.t.t.t.
- zal aanblikken
- zult aanblikken
- zal aanblikken
- zullen aanblikken
- zullen aanblikken
- zullen aanblikken
o.v.t.t.
- zou aanblikken
- zou aanblikken
- zou aanblikken
- zouden aanblikken
- zouden aanblikken
- zouden aanblikken
diversen
- blik aan!
- blikt aan!
- aangeblikt
- aanblikkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze