Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für Vissen (Niederländisch) ins Deutsch
vissen:
Konjugationen für vissen:
o.t.t.
- vis
- vist
- vist
- vissen
- vissen
- vissen
o.v.t.
- viste
- viste
- viste
- visten
- visten
- visten
v.t.t.
- heb gevist
- hebt gevist
- heeft gevist
- hebben gevist
- hebben gevist
- hebben gevist
v.v.t.
- had gevist
- had gevist
- had gevist
- hadden gevist
- hadden gevist
- hadden gevist
o.t.t.t.
- zal vissen
- zult vissen
- zal vissen
- zullen vissen
- zullen vissen
- zullen vissen
o.v.t.t.
- zou vissen
- zou vissen
- zou vissen
- zouden vissen
- zouden vissen
- zouden vissen
diversen
- vis!
- vist!
- gevist
- vissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het vissen (hengelsport; hengelen)
Übersetzung Matrix für vissen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Angeln | hengelen; hengelsport; vissen | |
Angelsport | hengelen; hengelsport; vissen | |
Fischen | hengelen; hengelsport; vissen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
angeln | hengelen; vissen; visvangen | |
fischen | hengelen; vissen; visvangen | hozen; leeghozen; uitscheppen |
Verwandte Wörter für "vissen":
Vissen form of vis:
Übersetzung Matrix für vis:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Fisch | vis |