Niederländisch

Detailübersetzungen für knap (Niederländisch) ins Deutsch

knap:

knap Adjektiv

  1. knap (leuk van uiterlijk)
  2. knap (leuk om te zien)
    schlau; pfiffig; fiffig; geschickt; gescheit; aufgeweckt
  3. knap (goed ogend; mooi; welgevallig; attractief; fraai)
    schön; hübsch; attraktiv; süß; gutaussehend; angenehm; zierlich; schmuck; flott; schick; anziehend; fesch; reizend
  4. knap (ingenieus; vindingrijk; briljant; )
    kundig; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; geistreich; tüchtig; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig
  5. knap (mooi; schoon; welgemaakt; bevallig)
    schön; hübsch; nett; gutaussehend; attraktiv; schmuck
  6. knap (bekoorlijk; mooi; aantrekkelijk; )
    schön; lieblich; hübsch; entzückend; graziös; gefällig; charmant; attraktiv; allerliebst; reizend; anmutig; goldig
  7. knap (intelligent)
    klug; gescheit; tüchtig

Übersetzung Matrix für knap:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- begaafd; bijdehand; intelligent; pienter; slim
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
allerliebst aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; mooi aardig; alleraardigst; allerliefst; bekoorlijk; bevallig; charmant; dierbare; dottig; enig; geliefde; lief; lieflijk; prettig; schattig; snoezig; vertederend
angenehm attractief; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig aangenaam; aardig; attent; behaaglijk; behulpzaam; bevallig; bijzonder aangenaam; charmant; comfortabel; favoriet; fijn; geestig; geinig; gemakkelijk; genoeglijk; geriefelijk; geschikt; goedaardig; goedhartig; grappig; het meest gewild; heugelijk; heuglijk; hulpvaardig; jofel; knus; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; lekker; leuk; lief; lollig; plezant; plezierig; prettig; slank en smal; sympathiek; tof; verblijdend; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig
anmutig aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; mooi aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; alleraardigst; allerliefst; attractief; begeerenswaardig; bekoorlijk; bevallig; charmant; chic; elegant; esthetisch; geraffineerd; gracieus; liefelijk; lieflijk; lieftallig; modieuze verfijning; prettig; schattig; sierlijk; smaakvol; stijlvol; uitlokkend; uitnodigend; verfijnd; verleidelijk; verlokkend; verrukkelijk; verzoekend
anziehend attractief; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig aanlokkelijk; aantrekkelijk; aantrekkelijke; attractief; bekoorlijk; uitlokkend; uitnodigend; verleidelijk; verlokkend; verzoekend
attraktiv aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; fraai; goed ogend; knap; mooi; schoon; welgemaakt; welgevallig aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aantrekkelijke; aardig; attractief; begeerenswaardig; bekoorlijk; charmant; decoratief; leuk; lief; schattig; sympathiek; uitlokkend; uitnodigend; verleidelijk; verlokkend; verrukkelijk; verzoekend
aufgeweckt briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; leuk om te zien; vaardig; vindingrijk ad rem; adrem; alert; bijdehand; clever; energiek; geagiteerd; geanimeerd; gevat; kien; levendig; oplettend; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slagvaardig; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; verhit; vief; vol fut; wakker
ausgelernt briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk volleerd
behende briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk adrem; bijdehand; clever; gevat; kien; pienter; raak; rap; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vingervlug
charmant aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; mooi aardig; aimabel; alleraardigst; allerliefst; beheksend; bekoorlijk; betoverend; bevallig; charmant; prettig
entzückend aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; mooi aangenaam; aanvallig; aardig; alleraardigst; allerliefst; beeldschoon; behaaglijk; beheksend; bekoorlijk; betoverend; bevallig; charmant; elegant; fijn; genegenheid opwekkend; glorierijk; gracieus; innemend; leuk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; minzaam; oogverblindend; plezant; plezierig; prachtig; prettig; schattig; schitterend; sierlijk; snoeperig; snoezig; verblindend; wonderschoon
fachmännisch briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk bedreven; bekwaam; competent; deskundig; geniaal; geoefend; gespecialiseerd; oordeelkundig; specialistisch; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig; vernuftig
fesch attractief; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig flitsend; geestig; geinig; grappig; hip; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; snel; trendy; vlot
fiffig knap; leuk om te zien
flott attractief; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig aanlokkelijk; aantrekkelijk; ad rem; adrem; attractief; bekoorlijk; bezet; bijdehand; clever; druk; drukbezet; flitsend; gevat; hip; kien; pienter; raak; schrander; slagvaardig; slim; snedig; snel; snugger; trendy; uitgeslapen; uitnodigend; verleidelijk; vlot; wakker
fähig briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk bekwaam; capabel; competent; fysiek in staat; geschikt; in staat
gefällig aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; mooi aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; bereidwillig; dienstbaar; dienstwillig; gedienstig; gedwee; gehoorzaam; geschikt; gewillig; goedaardig; goedhartig; heugelijk; heuglijk; hulpvaardig; inschikkelijk; meegaand; plezierig; soepel; tegemoetkomend; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk; tof; verblijdend; voorkomend; vriendelijk; welwillend; willig; zachtaardig
geistreich briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk geestig; geinig; gevat; grappig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen
gekonnt briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk geniaal; vernuftig
gescheit briljant; ingenieus; intelligent; knap; kundig; kunstig; leuk om te zien; vaardig; vindingrijk adrem; bedachtzaam; bijdehand; clever; correct; doordacht; geniaal; gevat; intelligent; kien; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spits; uitgekookt; uitgeslapen; vernuftig; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
geschickt briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; leuk om te zien; vaardig; vindingrijk adrem; bedachtzaam; behendig; bekwaam; bijdehand; bruikbare; clever; correct; doordacht; gevat; handig; kien; kundig; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
geschult briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk bedreven; bekwaam; belezen; doorkneed; erudiet; ervaren; gediplomeerd; gekwalificeerd; geleerd; geletterd; geoefend; geschoold; gestudeerd; hooggeleerd; intelligent; onderwezen; ontwikkeld; slim; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
gewandt briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk achterbaks; adrem; arglistig; behendig; bekwaam; bijdehand; clever; doorkneed; doortrapt; ervaren; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; handig; kien; kundig; leep; link; listig; pienter; raak; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig
geübt briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk adrem; bedreven; behendig; bekwaam; bijdehand; clever; doorkneed; ervaren; geoefend; gevat; handig; kien; kundig; pienter; raak; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig
goldig aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; mooi aardig; allerliefst; bevallig; charmant; dottig; enig; lief; lieflijk; prettig; schattig; snoezig; vertederend
graziös aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; mooi aanvallig; alleraardigst; allerliefst; bekoorlijk; bevallig; charmant; chic; elegant; esthetisch; geraffineerd; gracieus; modieuze verfijning; sierlijk; smaakvol; stijlvol; verfijnd
gutaussehend attractief; bevallig; fraai; goed ogend; knap; leuk van uiterlijk; mooi; schoon; welgemaakt; welgevallig aanlokkelijk; aantrekkelijk; aantrekkelijke; aardig; attractief; bekoorlijk; decoratief; leuk; lief; sympathiek; uitnodigend; verleidelijk
handlich briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk armzalig; behendig; bekwaam; eenvoudig te bedienen; gemakkelijk te hanteren; handelbaar; handig; handzaam; hanteerbaar; karig; kundig; mager; makkelijk in het gebruik; pover; schamel; schraal; vaardig
hübsch aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; fraai; goed ogend; knap; leuk van uiterlijk; mooi; schoon; welgemaakt; welgevallig aangekleed; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; alleraardigst; allerliefst; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; elegant; gekleed; gracieus; leuk; leukjes; lief; lieflijk; prettig; sierlijk; sympathiek; uitlokkend; uitnodigend; verleidelijk; verlokkend; verzoekend
klug briljant; ingenieus; intelligent; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk adrem; behendig; bekwaam; belezen; bevattelijk; bijdehand; clever; erudiet; geletterd; geniaal; gestudeerd; gevat; gis; goedleers; handig; hooggeleerd; intelligent; kien; kundig; ontwikkeld; pienter; raak; rationeel; redelijk; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; verstandelijk; vlug van begrip; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
kundig briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk bedreven; bekwaam; geniaal; geoefend; vernuftig
lieblich aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; mooi aanvallig; aardig; bevallig; charmant; elegant; gracieus; liefelijk; lieflijk; lieftallig; prettig; sierlijk
nett bevallig; knap; mooi; schoon; welgemaakt aangenaam; aardig; allerliefst; attent; behaaglijk; behulpzaam; beminnelijk; bevallig; charmant; clever; dottig; enig; fijn; geschikt; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; kien; leuk; lief; pienter; plezant; plezierig; prettig; schattig; schrander; slim; snoezig; snugger; sympathiek; tof; uitgeslapen; vertederend; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig
pfiffig knap; leuk om te zien adrem; behendig; bekwaam; bij de pinken; bijdehand; clever; geestig; gehaaid; geinig; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; grappig; handig; kien; koddig; komiek; komisch; kundig; lachwekkend; leep; leuk; lollig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snedig; snugger; spits; spitsvondig; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig
reizend aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; alleraardigst; allerliefst; attractief; begeerenswaardig; beheksend; bekoorlijk; beminnelijk; betoverend; bevallig; charmant; complimenteus; dottig; elegant; enig; flatterend; gracieus; leuk; leukjes; lief; lieflijk; prettig; schattig; sierlijk; snoeperig; snoezig; strelend; sympathiek; uitlokkend; uitnodigend; verleidelijk; verlokkend; verrukkelijk; vertederend; verzoekend; vleiend
sachverständig briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk bedachtzaam; bedreven; bekwaam; competent; correct; deskundig; doordacht; geniaal; geoefend; nadenkend; oordeelkundig; pienter; raadzaam; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig; vernuftig; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
scharfsichtig briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig

Verwandte Wörter für "knap":


Synonyms for "knap":


Antonyme für "knap":


Verwandte Definitionen für "knap":

  1. met aanleg voor iets1
    • wat rekenen betreft is hij erg knap1
  2. hij snapt het vlug, reageert snel1
    • Theo is de knapste van de klas1
  3. mooi om te zien1
    • alle meisjes zijn verliefd op knappe Theo1

Wiktionary Übersetzungen für knap:

knap
adjective
  1. verstandig
  2. aantrekkelijk

Cross Translation:
FromToVia
knap stattlich; hübsch handsome — of man: agreeable to the eye or to correct taste
knap schön; nett; hübsch nice — attractive
knap schön; gut; angenehm beau — D’aspect agréable à l’œil ou à l’oreille.

knappen:

knappen Verb (knap, knapt, knapte, knapten, geknapt)

  1. knappen
    bersten; zerreißen; knistern; prasseln; zerspringen
    • bersten Verb (berste, birst, barst, barstet, geborsten)
    • zerreißen Verb (zerreiße, zerreißt, zerriß, zerrißt, zerrissen)
    • knistern Verb (knistere, knisterst, knistert, knisterte, knistertet, geknistert)
    • prasseln Verb (prassele, prasselst, prasselt, prasselte, prasseltet, geprasselt)
    • zerspringen Verb (zerspringe, zerspringst, zerspringt, zerspringte, zerspringtet, zerspringt)

Konjugationen für knappen:

o.t.t.
  1. knap
  2. knapt
  3. knapt
  4. knappen
  5. knappen
  6. knappen
o.v.t.
  1. knapte
  2. knapte
  3. knapte
  4. knapten
  5. knapten
  6. knapten
v.t.t.
  1. ben geknapt
  2. bent geknapt
  3. is geknapt
  4. zijn geknapt
  5. zijn geknapt
  6. zijn geknapt
v.v.t.
  1. was geknapt
  2. was geknapt
  3. was geknapt
  4. waren geknapt
  5. waren geknapt
  6. waren geknapt
o.t.t.t.
  1. zal knappen
  2. zult knappen
  3. zal knappen
  4. zullen knappen
  5. zullen knappen
  6. zullen knappen
o.v.t.t.
  1. zou knappen
  2. zou knappen
  3. zou knappen
  4. zouden knappen
  5. zouden knappen
  6. zouden knappen
diversen
  1. knap!
  2. knapt!
  3. geknapt
  4. knappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für knappen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bersten knappen aan stukken springen; barsten; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; klieven; kloven; kunnen stikken; losspringen; ontploffen; openspringen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen
knistern knappen knapperen; knetteren; knisperen; ritselen
prasseln knappen
zerreißen knappen aan flarden scheuren; afbreken; beëindigen; ergens uitscheuren; forceren; kapot scheuren; ontbinden; opheffen; scheiden; splitsen; stuk scheuren; stukmaken; uit elkaar halen; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteenhalen; uiteentrekken; verbreken; verbrijzelen; verscheuren
zerspringen knappen aan stukken springen; barsten; kapot barsten; kunnen stikken; ontploffen; ploffen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen

Wiktionary Übersetzungen für knappen:

knappen
verb
  1. hoorbaar zijdelings bezwijken

Cross Translation:
FromToVia
knappen knallen; knarren; krachen craquer — Traductions à trier suivant le sens