Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
-
suf:
- langweilig; eintönig; fahl; schlafbringend; öde; fade; geisttötend; geistlos; einförmig; blöd; doof; dumm; stumpfsinnig; betäubt; dösig; duselig; schlaff; dumpf; dumpfig; unverständig; töricht; unvernünftig; muffig; moderig; schal; stockig
- suffen:
- Wiktionary:
Niederländisch
Detailübersetzungen für suf (Niederländisch) ins Deutsch
suf:
-
suf (saai; vervelend; eentonig; slaapverwekkend; monotoon; afgezaagd)
langweilig; eintönig; fahl; schlafbringend; öde; fade; geisttötend; geistlos; einförmig-
langweilig Adjektiv
-
eintönig Adjektiv
-
fahl Adjektiv
-
schlafbringend Adjektiv
-
öde Adjektiv
-
fade Adjektiv
-
geisttötend Adjektiv
-
geistlos Adjektiv
-
einförmig Adjektiv
-
-
suf (geestdodend; saai; eentonig; stom; afstompend)
blöd; langweilig; doof; dumm; stumpfsinnig; geisttötend; geistlos-
blöd Adjektiv
-
langweilig Adjektiv
-
doof Adjektiv
-
dumm Adjektiv
-
stumpfsinnig Adjektiv
-
geisttötend Adjektiv
-
geistlos Adjektiv
-
-
suf (versuft; soezerig; geesteloos; mat; dof; daas)
betäubt; stumpfsinnig; dösig; duselig-
betäubt Adjektiv
-
stumpfsinnig Adjektiv
-
dösig Adjektiv
-
duselig Adjektiv
-
-
suf (doezelig; soezerig)
-
suf (onverstandig; dom; stom)
-
suf (duf)
Übersetzung Matrix für suf:
Verwandte Wörter für "suf":
suffen:
-
suffen (gedachteloos zijn)
Konjugationen für suffen:
o.t.t.
- suf
- suft
- suft
- suffen
- suffen
- suffen
o.v.t.
- sufte
- sufte
- sufte
- suften
- suften
- suften
v.t.t.
- heb gesuft
- hebt gesuft
- heeft gesuft
- hebben gesuft
- hebben gesuft
- hebben gesuft
v.v.t.
- had gesuft
- had gesuft
- had gesuft
- hadden gesuft
- hadden gesuft
- hadden gesuft
o.t.t.t.
- zal suffen
- zult suffen
- zal suffen
- zullen suffen
- zullen suffen
- zullen suffen
o.v.t.t.
- zou suffen
- zou suffen
- zou suffen
- zouden suffen
- zouden suffen
- zouden suffen
en verder
- ben gesuft
- bent gesuft
- is gesuft
- zijn gesuft
- zijn gesuft
- zijn gesuft
diversen
- suf!
- suft!
- gesuft
- suffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
suffen (gedachteloos zijn; gesuf)
Übersetzung Matrix für suffen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Dösen | gedachteloos zijn; gesuf; suffen | doezelen; dommelen; dutten; gedoezel; gedommel; gedut; gesoes; soezen |
Gedankenlosigkeit | gedachteloos zijn; gesuf; suffen | afgestomptheid; gedachteloosheid; gevoelloosheid; gevoelsarmoede; ongevoeligheid; ongeïnteresseerdheid; onnadenkendheid; onverschilligheid |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
duseln | gedachteloos zijn; suffen | sluimeren; verborgen aanwezig zijn |
dösen | gedachteloos zijn; suffen | doezelen; dommelen; dutten; een dutje doen; sluimeren; soezen; verborgen aanwezig zijn |
einNickerchenmachen | gedachteloos zijn; suffen | dutten; een dutje doen |
schlummern | gedachteloos zijn; suffen | dutten; een dutje doen; kruipen; maffen; meuren; pitten; slapen; sluimeren; sluipen; verborgen aanwezig zijn |
Wiktionary Übersetzungen für suffen:
suffen
verb
-
(umgangssprachlich) übertragen: nicht aufpassen, unaufmerksam sein