Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Drückeberger
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
drukster; geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; lijntrekkers; lijntrekster; luiaard; luilak; luiwammes; nietsnut; slampamper; slapkous
|
Drückebergerin
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
drukster; geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; lijntrekster; nietsnut; slampamper; slapkous
|
Faseler
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
keutelaar
|
Faselhans
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
babbelaar; babbelaarster; keutelaar; kletser; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous; ouwehoer; zwamneus
|
Faulenzer
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
flierefluiter; geitenbreier; indolentie; inertie; lamlendigheid; lammeling; lamzak; langzaamheid; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; logheid; luiaard; luiheid; luilak; luiwammes; nietsnut; slampamper; slapkous; slapte; sloomheid; traagheid
|
Faulpelz
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
drukster; geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; lijntrekster; luiaard; luilak; luiwammes; nietsnut; slampamper; slapkous
|
Nachzügler
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
achterblijver; achtergeblevene; laatkomer; uitvaller
|
Nörgler
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
brombeer; brompot; geitenbreier; grompot; kankeraar; knorrepot; mopperaar; vitter; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet; zeurpieten
|
Quasselstrippe
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
babbelaarster; flapuit; keutelaar; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous
|
Salzsack
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
slome; treuzelaar; zoutzak
|
Trödelliese
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; talmster; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelares; treuzelkous
|
|
Trödler
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
achterblijver; achtergeblevene; draler; uitdraagster; uitdragers; uitvaller
|
Zauderer
|
hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
|
draler
|
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
angeheitert
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
bezet; druk; drukbezet
|
angesäuselt
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
|
benebelt
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
bedwelmd; ladderzat; laveloos; onder invloed; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; verdoofd
|
berauscht
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
bedwelmd; onder invloed; verdoofd
|
besoffen
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdroken; stomdronken; straalbezopen; zat
|
besäuselt
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
|
betrunken
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; zat
|
blau
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
beschonken; bezopen; blauw; dronken; ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; zat
|
duselig
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
bedwelmd; daas; doezelig; dof; dommelig; geesteloos; lodderig; mat; onder invloed; slaperig; soezerig; soezig; suf; suffig; verdoofd; versuft
|
schwer betrunken
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat
|
stock besoffen
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
|
stock betrunken
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
|
voll
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
gevuld; ladderzat; laveloos; meer dan genoeg; op elkaar gepakt; opeengepakt; opgepropt; opgevuld; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; verzadigd; vol; volgegeten; volgestopt; zat
|
völlig betrunken
|
aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
|
beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; zat
|