"surplus" übersetzt von Französische ins Niederländisch--Interglot

Übersicht

Französisch nach Niederländisch: mehr Daten

surplus:
- surplus; teveel; overschot; agio; rest; exces; overmaat; overdaad; rijkelijke maat; overvloed; buitensporigheid; saldo; resten; overschotten
Wiktionary:
- surplus → overschot
- surplus → overschot, teveel

Französisch

Detailübersetzungen für surplus (Französisch) ins Niederländisch

le surplus (supplément; prime; bonus)
het surplus; het teveel; het overschot; het agio; de rest; het exces
- surplus [het ~] Nomen
- teveel [het ~] Nomen
- overschot [het ~] Nomen
- agio [het ~] Nomen
- rest [de ~] Nomen
- exces [het ~] Nomen
le surplus (excès; excédent; débordement; abondance)
het surplus; het teveel; de overmaat; de overdaad
- surplus [het ~] Nomen
- teveel [het ~] Nomen
- overmaat [de ~] Nomen
- overdaad [de ~] Nomen
le surplus (exces)
de overmaat; rijkelijke maat
- overmaat [de ~] Nomen
- rijkelijke maat [znw.] Nomen
le surplus (abondance; débordement; excès; immodération; excédent)
het exces; de overvloed; de buitensporigheid; de overdaad
- exces [het ~] Nomen
- overvloed [de ~ (m)] Nomen
- buitensporigheid [de ~ (v)] Nomen
- overdaad [de ~] Nomen
le surplus (solde; restant; reste)
het saldo
- saldo [het ~] Nomen
le surplus (résidus; restants)
de resten; de overschotten
- resten [de ~] Nomen, Plural
- overschotten [de ~] Nomen, Plural

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
agio	bonus; prime; supplément; surplus
buitensporigheid	abondance; débordement; excès; excédent; immodération; surplus	caroncule; débauche; démesure; excentricité; excroissance; excès; extravagance; libertinage; protubérance
exces	abondance; bonus; débordement; excès; excédent; immodération; prime; supplément; surplus	caroncule; excentricité; excroissance; excès; extravagance; protubérance
overdaad	abondance; débordement; excès; excédent; immodération; surplus
overmaat	abondance; débordement; exces; excès; excédent; surplus
overschot	bonus; prime; supplément; surplus	restant; reste; résidu
overschotten	restants; résidus; surplus
overvloed	abondance; débordement; excès; excédent; immodération; surplus	abondance; amas; fortune; grande quantité; luxe; luxuriance; magnificence; masse; multitude; opulence; pompe; profusion; richesse; somptuosité; splendeur; tas
rest	bonus; prime; supplément; surplus	restant; reste; résidu
resten	restants; résidus; surplus
rijkelijke maat	exces; surplus
saldo	restant; reste; solde; surplus	solde; solde de compte
surplus	abondance; bonus; débordement; excès; excédent; prime; supplément; surplus
teveel	abondance; bonus; débordement; excès; excédent; prime; supplément; surplus

surplus

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• surplus	→ overschot	↔ surplus — excess, overplus
• surplus	→ teveel	↔ Überschuss — etwas, das in größerer Menge da ist, als benötigt