Detailübersetzungen für défaillir (Französisch) ins Niederländisch
défaillir:
-
verminderen;
reduceren;
afnemen;
beperken;
verlagen;
inperken;
verkorten;
minder worden;
krimpen;
inkrimpen;
slinken;
minderen
-
verminderen
Verb
(verminder, vermindert, verminderde, verminderden, verminderd)
-
reduceren
Verb
(reduceer, reduceert, reduceerde, reduceerden, gereduceerd)
-
afnemen
Verb
(neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
-
beperken
Verb
(beperk, beperkt, beperkte, beperkten, beperkt)
-
verlagen
Verb
(verlaag, verlaagt, verlaagde, verlaagden, verlaagd)
-
inperken
Verb
(perk in, perkt in, perkte in, perkten in, ingeperkt)
-
verkorten
Verb
(verkort, verkortte, verkortten, verkort)
-
minder worden
Verb
(word minder, wordt minder, werd minder, werden minder, minder geworden)
-
krimpen
Verb
(krimp, krimpt, kromp, krompen, gekrompen)
-
inkrimpen
Verb
(krimp in, krimpt in, kromp in, krompen in, ingekrompen)
-
slinken
Verb
(slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
-
minderen
Verb
(minder, mindert, minderde, minderden, geminderd)
Übersetzung Matrix für défaillir:
Synonyms for "défaillir":
Computerübersetzung von Drittern: