Französisch

Detailübersetzungen für conseilliez (Französisch) ins Niederländisch

conseiller:

conseiller Verb (conseille, conseilles, conseillons, conseillez, )

  1. conseiller (recommander; préconiser; donner un avis)
    adviseren; aanraden; van raad dienen
    • adviseren Verb (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • aanraden Verb (raad aan, raadt aan, ried aan, rieden aan, aangeraden)
  2. conseiller (recommander; nommer; proposer; )
    aanbevelen; voordragen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren
    • aanbevelen Verb (beveel aan, beveelt aan, beval aan, bevolen aan, aanbevolen)
    • voordragen Verb (draag voor, draagt voor, droeg voor, droegen voor, voorgedragen)
    • aanraden Verb (raad aan, raadt aan, ried aan, rieden aan, aangeraden)
    • nomineren Verb (nomineer, nomineert, nomineerde, nomineerden, genomineerd)
  3. conseiller (suggérer; insinuer; deviner; )
    adviseren; suggereren; raden; ingeven; iets aanraden
    • adviseren Verb (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • suggereren Verb (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • raden Verb (raad, raadt, ried, rieden, geraden)
    • ingeven Verb (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
  4. conseiller (donner un conseil; donner un avis)
    raadgeven
    • raadgeven Verb (geef raad, geeft raad, gaf raad, gaven raad, raad gegeven)
  5. conseiller (recommander)
    recommanderen
    • recommanderen Verb (recommandeer, recommandeert, recommandeerde, recommandeerden, gerecommandeerd)

Konjugationen für conseiller:

Présent
  1. conseille
  2. conseilles
  3. conseille
  4. conseillons
  5. conseillez
  6. conseillent
imparfait
  1. conseillais
  2. conseillais
  3. conseillait
  4. conseillions
  5. conseilliez
  6. conseillaient
passé simple
  1. conseillai
  2. conseillas
  3. conseilla
  4. conseillâmes
  5. conseillâtes
  6. conseillèrent
futur simple
  1. conseillerai
  2. conseilleras
  3. conseillera
  4. conseillerons
  5. conseillerez
  6. conseilleront
subjonctif présent
  1. que je conseille
  2. que tu conseilles
  3. qu'il conseille
  4. que nous conseillions
  5. que vous conseilliez
  6. qu'ils conseillent
conditionnel présent
  1. conseillerais
  2. conseillerais
  3. conseillerait
  4. conseillerions
  5. conseilleriez
  6. conseilleraient
passé composé
  1. ai conseillé
  2. as conseillé
  3. a conseillé
  4. avons conseillé
  5. avez conseillé
  6. ont conseillé
divers
  1. conseille!
  2. conseillez!
  3. conseillons!
  4. conseillé
  5. conseillant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

conseiller [le ~] Nomen

  1. le conseiller (consultant; avocat; avocat-conseil)
    de adviseur; de consulent; de raadgever; de raadsman

Übersetzung Matrix für conseiller:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
adviseur avocat; avocat-conseil; conseiller; consultant
consulent avocat; avocat-conseil; conseiller; consultant
raadgever avocat; avocat-conseil; conseiller; consultant
raadsman avocat; avocat-conseil; conseiller; consultant plaideur
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aanbevelen appuyer; conseiller; nommer; patronner; proposer; préconiser; présenter; recommander recommander
aanraden appuyer; conseiller; donner un avis; nommer; patronner; proposer; préconiser; présenter; recommander
adviseren apprécier; conjecturer; conseiller; deviner; donner un avis; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; insinuer; priser; préconiser; recommander; suggérer; taxer; évaluer conseiler; recommander
iemand recommanderen appuyer; conseiller; nommer; patronner; proposer; préconiser; présenter; recommander
iets aanraden apprécier; conjecturer; conseiller; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; insinuer; priser; recommander; suggérer; taxer; évaluer
ingeven apprécier; conjecturer; conseiller; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; insinuer; priser; recommander; suggérer; taxer; évaluer administrer; animer; appliquer; couler à l'oreille; dicter; donner un médicament; enthousiasmer; faire avaler; faire consommer; faire prendre; indiquer; inspirer; prédire; souffler; stimuler; suggérer; verser; vivifier
nomineren appuyer; conseiller; nommer; patronner; proposer; préconiser; présenter; recommander
raadgeven conseiller; donner un avis; donner un conseil
raden apprécier; conjecturer; conseiller; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; insinuer; priser; recommander; suggérer; taxer; évaluer conjecturer; deviner; estimer; faire une expertise; présumer; présupposer; spéculer; supposer
recommanderen conseiller; recommander
suggereren apprécier; conjecturer; conseiller; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; insinuer; priser; recommander; suggérer; taxer; évaluer avancer; entamer; lancer; proposer; soulever; suggérer
van raad dienen conseiller; donner un avis; préconiser; recommander
voordragen appuyer; conseiller; nommer; patronner; proposer; préconiser; présenter; recommander chanter; déclamer; déclamer des vers; réciter

Synonyms for "conseiller":


Wiktionary Übersetzungen für conseiller:

conseiller
verb
  1. Indiquer à quelqu’un ce qu’il doit faire ou ne doit pas faire. (Sens général).
conseiller
verb
  1. raad geven aan
  2. een advies geven
noun
  1. raadgever, raadsman

Cross Translation:
FromToVia
conseiller raadgeven; adviseren; advies geven advise — to give advice to; to offer an opinion; to counsel; to warn
conseiller inlichten; informeren advise — to give information or notice to; to inform
conseiller adviseur adviser — one who advises
conseiller adviseur; raadgever advisor — one who offers advice
conseiller raadsheer justice — a judge of certain courts
conseiller aanbevelen; aanprijzen; aanraden; recommanderen; adviseren empfehlen — (transitiv) jemanden als vorteilhaft, geeignet, zuverlässig infrage kommend benennen; jemandem anraten, sich für jemanden beziehungsweise etwas zu entscheiden

Computerübersetzung von Drittern: