"boutonne" übersetzt von Französische ins Niederländisch--Interglot

Remove Ads

Übersicht

Französisch nach Niederländisch: mehr Daten

boutonner:
- verbinden; knopen; bevestigen; aan elkaar knopen; dichtknopen; dichtdoen; aan elkaar binden; samenbinden; aaneenbinden
Wiktionary:
- boutonner → dichtknopen
- boutonner → dichtknopen

Französisch

Detailübersetzungen für boutonne (Französisch) ins Niederländisch

boutonner:

boutonner Verb (boutonne, boutonnes, boutonnons, boutonnez, boutonnent, boutonnais, boutonnait, boutonnions, boutonniez, boutonnaient, boutonnai, boutonnas, boutonna, boutonnâmes, boutonnâtes, boutonnèrent, boutonnerai, boutonneras, boutonnera, boutonnerons, boutonnerez, boutonneront)

boutonner (attacher; nouer)
verbinden; knopen; bevestigen; aan elkaar knopen
- verbinden Verb (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
- knopen Verb (knoop, knoopt, knoopte, knoopten, geknoopt)
- bevestigen Verb (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
- aan elkaar knopen Verb (knoop aan elkaar, knoopt aan elkaar, knoopte aan elkaar, knoopten aan elkaar, aan elkaar geknoopt)
boutonner
dichtknopen; dichtdoen
- dichtknopen Verb (knoop dicht, knoopt dicht, knoopte dicht, knoopten dicht, dichtgeknoopt)
- dichtdoen Verb (doe dicht, doet dicht, deed dicht, deden dicht, dichtgedaan)
boutonner (lier ensemble; relier; attacher; attacher ensemble; nouer)
verbinden; aan elkaar binden; samenbinden; aaneenbinden
- verbinden Verb (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
- aan elkaar binden Verb
- samenbinden Verb (bind samen, bindt samen, bond samen, bonden samen, samengebonden)
- aaneenbinden Verb (bind aaneen, bindt aaneen, bond aaneen, bonden aaneen, aaneengebonden)

Konjugationen für boutonner:

Présent

boutonne
boutonnes
boutonne
boutonnons
boutonnez
boutonnent

imparfait

boutonnais
boutonnais
boutonnait
boutonnions
boutonniez
boutonnaient

passé simple

boutonnai
boutonnas
boutonna
boutonnâmes
boutonnâtes
boutonnèrent

futur simple

boutonnerai
boutonneras
boutonnera
boutonnerons
boutonnerez
boutonneront

subjonctif présent

que je boutonne
que tu boutonnes
qu'il boutonne
que nous boutonnions
que vous boutonniez
qu'ils boutonnent

conditionnel présent

boutonnerais
boutonnerais
boutonnerait
boutonnerions
boutonneriez
boutonneraient

passé composé

ai boutonné
as boutonné
a boutonné
avons boutonné
avez boutonné
ont boutonné

divers

boutonne!
boutonnez!
boutonnons!
boutonné
boutonnant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Übersetzung Matrix für boutonner:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
dichtdoen		fermeture; verrouillage
knopen		noeuds
verbinden		jonction; union
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aan elkaar binden	attacher; attacher ensemble; boutonner; lier ensemble; nouer; relier	attacher; attacher ensemble; attacher l'un à l'autre; lier; lier ensemble; nouer; rattacher
aan elkaar knopen	attacher; boutonner; nouer	attacher; attacher ensemble; attacher l'un à l'autre; lier; lier ensemble; nouer; rattacher
aaneenbinden	attacher; attacher ensemble; boutonner; lier ensemble; nouer; relier
bevestigen	attacher; boutonner; nouer	adhérer à; agrafer; approuver; assujettir; attacher; attacher à qc; caler; coller; confirmer; consentir; entériner; ficeler; fixer; installer; lier; marquer; mettre; mettre à l'attache; nouer; parapher; poser; ratifier; rattacher; renforcer; sceller; souscire à; timbrer; valider
dichtdoen	boutonner	apposer les scellés; boucler; cacheter; cadenasser; clore; fermer; fermer au verrou; fermer à clé; verrouiller
dichtknopen	boutonner
knopen	attacher; boutonner; nouer	attacher; attacher ensemble; attacher l'un à l'autre; bâillonner; ficeler; fixer; garrotter; lier; lier ensemble; ligoter; nouer; nouer ensemble; rattacher; relier
samenbinden	attacher; attacher ensemble; boutonner; lier ensemble; nouer; relier
verbinden	attacher; attacher ensemble; boutonner; lier ensemble; nouer; relier	accoupler; adjoindre; assembler; associer; attacher; attacher ensemble; connecter; enchaîner; ficeler; fixer; joindre; lier; mettre; mettre à l'attache; rattacher à; relier; réunir en accouplant; se connecter; unir

Synonyms for "boutonner":

bourgeonner; fleurir; assurer

Wiktionary Übersetzungen für boutonner:

boutonner

verb

dicht maken door middel van een knoop
- dichtknopen → boutonner

Cross Translation:

From	To	Via
• boutonner	→ dichtknopen	↔ button — to fasten with a button

Computerübersetzung von Drittern: