"alimenta" übersetzt von Französische ins Niederländisch--Interglot

Remove Ads

Übersicht

Französisch nach Niederländisch: mehr Daten

alimenter:
- voeden; voeren; voederen; spijzigen; te eten geven; eten geven; voedsel geven; iets aanstoken
Wiktionary:
- alimenter → voeden
- alimenter → voeden, voeren

Französisch

Detailübersetzungen für alimenta (Französisch) ins Niederländisch

alimenter:

alimenter Verb (alimente, alimentes, alimentons, alimentez, alimentent, alimentais, alimentait, alimentions, alimentiez, alimentaient, alimentai, alimentas, alimenta, alimentâmes, alimentâtes, alimentèrent, alimenterai, alimenteras, alimentera, alimenterons, alimenterez, alimenteront)

alimenter (donner à manger; nourrir)
voeden; voeren; voederen; spijzigen; te eten geven; eten geven
- voeden Verb (voed, voedt, voedde, voedden, gevoed)
- voeren Verb (voer, voert, voerde, voerden, gevoerd)
- voederen Verb (voeder, voedert, voederde, voederden, gevoederd)
- spijzigen Verb (spijzig, spijzigt, spijzigde, spijzigden, gespijzigd)
- te eten geven Verb (geef te eten, geeft te eten, gaf te eten, gaven te eten, te eten gegeven)
- eten geven Verb (geef eten, geeft eten, gaf eten, gaven eten, eten gegeven)
alimenter (nourrir; donner le sein à; allaiter; nourrir un enfant au sein)
voeden; voedsel geven
- voeden Verb (voed, voedt, voedde, voedden, gevoed)
- voedsel geven Verb
alimenter (attiser; exciter; aviver; entrainer à; inciter à; pousser à; exciter à)
iets aanstoken
- iets aanstoken Verb

Konjugationen für alimenter:

Présent

alimente
alimentes
alimente
alimentons
alimentez
alimentent

imparfait

alimentais
alimentais
alimentait
alimentions
alimentiez
alimentaient

passé simple

alimentai
alimentas
alimenta
alimentâmes
alimentâtes
alimentèrent

futur simple

alimenterai
alimenteras
alimentera
alimenterons
alimenterez
alimenteront

subjonctif présent

que j'alimente
que tu alimentes
qu'il alimente
que nous alimentions
que vous alimentiez
qu'ils alimentent

conditionnel présent

alimenterais
alimenterais
alimenterait
alimenterions
alimenteriez
alimenteraient

passé composé

ai alimenté
as alimenté
a alimenté
avons alimenté
avez alimenté
ont alimenté

divers

alimente!
alimentez!
alimentons!
alimenté
alimentant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Übersetzung Matrix für alimenter:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
voederen		affouragement; alimentation; nutrition
voeren		affouragement; alimentation; nourrissage; nutrition; valeur nutrionnelle
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
eten geven	alimenter; donner à manger; nourrir
iets aanstoken	alimenter; attiser; aviver; entrainer à; exciter; exciter à; inciter à; pousser à
spijzigen	alimenter; donner à manger; nourrir
te eten geven	alimenter; donner à manger; nourrir
voeden	alimenter; allaiter; donner le sein à; donner à manger; nourrir; nourrir un enfant au sein
voederen	alimenter; donner à manger; nourrir
voedsel geven	alimenter; allaiter; donner le sein à; nourrir; nourrir un enfant au sein
voeren	alimenter; donner à manger; nourrir	balayer; conduire; diriger; entraîner; guider; mener

Synonyms for "alimenter":

nourrir; fournir; procurer; apporter; donner; livrer; vendre; produire; pourvoir; servir; sustenter; ravitailler; allaiter; entretenir; manger; consommer; absorber

Wiktionary Übersetzungen für alimenter:

alimenter

verb

nourrir ; pourvoir des aliments nécessaires.
- alimenter → voeden

Cross Translation:

From	To	Via
• alimenter	→ voeden; voeren	↔ feed — to give food to eat

Computerübersetzung von Drittern: