Französisch
Detailübersetzungen für son (Französisch) ins Niederländisch
son:
-
le son (ton; sonorité; voix; timbre; musique; teinte; note; accent)
-
le son (timbre; voix; ton; musique; sonorité; teinte; note; accent)
-
le son (commérage; rumeur; bavardage; cancan; racontars; cancans; médisance; papotage; voix; calomnie; ragots; clabaudage)
de kwaadsprekerij; de lastering; de roddel; de achterklap; het geroddel; de roddelpraat; de laster; het lasterpraatje; zwartmaken -
le son (son de froment)
de tarwezemelen
Übersetzung Matrix für son:
Synonyms for "son":
Wiktionary Übersetzungen für son:
son
Cross Translation:
noun
son
adverb
noun
-
trillingen in de lucht of andere substantie die door het oor waargenomen kunnen worden
-
in het algemeen wordt hiermee het totaal aan eigenschappen van een geluid aangeduid
-
voeding|nld de met de zaadhuiden vergroeide vruchtwanden en kiemen, die vrij komen bij het tot meel malen van de graankorrel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• son | → zemel | ↔ bran — outside layer of a grain |
• son | → haar | ↔ her — belonging to |
• son | → zijn | ↔ his — attributive: belonging to him |
• son | → haar; zijn | ↔ its — belonging to it |
• son | → zijn | ↔ one's — belonging to |
• son | → geluid; klank | ↔ sound — sensation perceived by the ear |
Computerübersetzung von Drittern: