Übersicht
Französisch nach Niederländisch: mehr Daten
-
à la fois:
-
Wiktionary:
à la fois → beide
à la fois → tegelijk, tegelijkertijd, ineens - User Contributed Translations for à la fois:
tegelijk
-
Wiktionary:
Französisch
Detailübersetzungen für à la fois (Französisch) ins Niederländisch
à la fois: (*Wort und Satz getrennt)
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- la: de
- là: daar; daarheen; die kant uit; daarginds; ginder; ginds; aldaar; bij; erbij; erop
- fois: keer; maal
Spelling Suggestions for: à la fois
Wiktionary Übersetzungen für à la fois:
User Translations:
Word | Translation | Votes |
---|---|---|
à la fois | tegelijk | 5 |
Computerübersetzung von Drittern:
Verwandte Übersetzungen für à la fois
Niederländisch
Detailübersetzungen für à la fois (Niederländisch) ins Französisch
Computerübersetzung von Drittern: