Übersicht
Französisch nach Niederländisch: mehr Daten
- pousse:
- poussé:
-
poussée:
- stoot; zet; por; duwtje; duw; stootje; drukte; toeloop; toevloed; gedrang; aandrang; drang; momentum; esprit; energie; daadkracht; werklust; kracht; puf; aandrift; fut; stimulans; impuls; prikkel; geduw; motor; aandrijving; drijfkracht; aandrijfkracht; stuwkracht; ambitie; eerzucht; voortstuwing; dynamiek
-
pousser:
- schuiven; voortschuiven; duwen; dringen; groeien; opgroeien; groot worden; gedijen; tieren; wassen; verplaatsen; opschuiven; verzetten; plaats maken; voortduwen; aanduwen; opdringen; gisten; afschrikken; verschrikken; bang maken; aandringen; aanhouden; op iets aandringen; uitkomen; voortkomen uit; ontspringen; ontstaan uit; uitbotten; uitlopen; ontspruiten; vooruitduwen; opwekken; aansporen; stimuleren; aandrijven; prikkelen; opkrikken; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen; kiemen; aanstoten; roeren; omroeren; opduwen; opschieten; uit de grond schieten; omhoog schieten; opschroeven; veel doen stijgen; opdrijven; vooruithelpen; verderhelpen; agiteren; in beroering brengen; opstoken; oppoken; openstoten; vooruitbrengen; wegjagen; voortdrijven; voortjagen; aanzwiepen
-
Wiktionary:
- pousse → scheut, spruit
- poussée → duw
- pousser → douwen, dringen, duwen, stoten, aanduwen, drijven, aandrijven, opjagen, voortdrijven, groeien
- pousser → motiveren, drijven, aanzetten tot, provoceren, groeien, aanzetten, voortdrijven, leiden, duwen, porren, stoten, een por geven, stuwen
Französisch
Detailübersetzungen für pousse (Französisch) ins Niederländisch
pousse:
Übersetzung Matrix für pousse:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
rank | branche; pousse; sarment; tige | sarment; tige; vrille |
scheutje | coup; pousse; rien; soupçon | |
uitloper | branche; pousse; sarment; tige | |
Adjective | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
rank | bancal; chancelant; d'une façon incertaine; de taille fine; fin; finement; fragile; frêle; gracile; incertain; inconstant; indécis; maigre; maigrichon; mince; précaire; svelte; tendre; vacillant |
Synonyms for "pousse":
poussé:
-
la poussé (accroissement; développement; croissance; essor; progression; boom; hausse)
-
la poussé (végétation; crue; croissance; culture)
-
poussé
-
poussé (accéléré)
Übersetzung Matrix für poussé:
Synonyms for "poussé":
poussée:
-
la poussée (coup; coup de pouce; butoir; impulsion; petit coup; choc; heurt; cahot)
-
la poussée (foule; bousculade; animation; affluence; cohue)
-
la poussée (instances; ardeur; aspiration; application; efforts; recherche; zèle)
-
la poussée (ardeur; énergie; âme; force; caractère; propulsion; vitalité; ressort; dynamisme)
-
la poussée (aiguillon; incitation; stimulation; impulsion; stimulus; force; stimuli; encouragement; piquant; stimulant; force propulsive)
-
la poussée
-
la poussée (moteur; propulsion; traction; mise en marche; actionnement; force propulsive)
-
la poussée (force motrice; force de propulsion; force de traction)
-
la poussée (ambition; aspiration; recherche; application; ardeur; zèle; dévouement; efforts)
-
la poussée (propulsion; force propulsive)
Übersetzung Matrix für poussée:
Synonyms for "poussée":
pousser:
pousser Verb (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
pousser (faire coulisser; faire glisser; pousser en avant)
-
pousser (bousculer)
-
pousser (croître; grandir; dominer; s'envoler)
-
pousser (prospérer; croître)
-
pousser (déplacer; repousser)
-
pousser (pousser en avant)
-
pousser (pousser en avant)
-
pousser (forcer à; insister)
-
pousser (fermenter)
-
pousser (effrayer; faire fuir; renvoyer; repousser)
-
pousser (insister; solliciter)
-
pousser (presser; insister sur qc; imposer)
-
pousser (prendre sa source; naître de; germer)
-
pousser (pousser en avant; pousser devant soi)
-
pousser (aguillonner; inciter; stimuler; mettre en marche; actionner)
-
pousser (germer; s'épanouir)
-
pousser
-
pousser (remuer; battre; tourner; agiter; bouger; brouiller; fatiguer; attiser; mettre en émoi; toucher légèrement)
-
pousser (repousser)
-
pousser (pousser vigoureusement; grandir; surgir)
opschieten; uit de grond schieten; omhoog schieten-
uit de grond schieten Verb (schiet uit de grond, schoot uit de grond, schoten uit de grond, uit de grond geschoten)
-
pousser (faire monter beaucoup; augmenter; gonfler; hausser; majorer)
-
pousser (aider; pistonner)
-
pousser (agiter; attiser; remuer; mettre en émoi; bouger)
agiteren; in beroering brengen; opstoken; oppoken-
agiteren Verb
-
in beroering brengen Verb (breng in beroering, brengt in beroering, bracht in beroering, brachten in beroering, in beroering gebracht)
-
-
pousser (défoncer; ouvrir avec force)
-
pousser (faire avancer; améliorer; faire progresser)
vooruitbrengen-
vooruitbrengen Verb (breng vooruit, brengt vooruit, bracht vooruit, brachten vooruit, vooruitgebracht)
-
-
pousser (pousser en avant; augmenter; encourager; dépêcher; stimuler; inciter; propulser; aiguillonner; faire monter)
Konjugationen für pousser:
Présent
- pousse
- pousses
- pousse
- poussons
- poussez
- poussent
imparfait
- poussais
- poussais
- poussait
- poussions
- poussiez
- poussaient
passé simple
- poussai
- poussas
- poussa
- poussâmes
- poussâtes
- poussèrent
futur simple
- pousserai
- pousseras
- poussera
- pousserons
- pousserez
- pousseront
subjonctif présent
- que je pousse
- que tu pousses
- qu'il pousse
- que nous poussions
- que vous poussiez
- qu'ils poussent
conditionnel présent
- pousserais
- pousserais
- pousserait
- pousserions
- pousseriez
- pousseraient
passé composé
- ai poussé
- as poussé
- a poussé
- avons poussé
- avez poussé
- ont poussé
divers
- pousse!
- poussez!
- poussons!
- poussé
- poussant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Übersetzung Matrix für pousser:
Synonyms for "pousser":
Wiktionary Übersetzungen für pousser:
pousser
Cross Translation:
verb
pousser
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pousser | → motiveren | ↔ drive — to motivate |
• pousser | → drijven | ↔ drive — compel (to do something) |
• pousser | → aanzetten tot; provoceren | ↔ egg on — provoke |
• pousser | → groeien | ↔ grow — (intransitive) to appear or sprout |
• pousser | → aanzetten | ↔ impel — To urge a person; to press on; to incite to action or motion via intrinsic motivation |
• pousser | → voortdrijven | ↔ impel — To drive forward; to propel an object |
• pousser | → leiden | ↔ lead — draw or direct by influence |
• pousser | → duwen; porren | ↔ prod — poke |
• pousser | → duwen | ↔ push — transitive: apply a force to (an object) so that it moves away |
• pousser | → duwen | ↔ schieben — einen Gegenstand durch mechanischen Druck bewegen |
• pousser | → stoten; porren; een por geven | ↔ stupsen — (umgangssprachlich) (transitiv) jemanden leicht anstoßen; mit dem Ellenbogen schubsen, um etwas zu signalisieren |
• pousser | → stuwen | ↔ treiben — dazu zwingen, sich in eine bestimmte Richtung zu bewegen |
• pousser | → groeien | ↔ wachsen — (intransitiv) Pflanzen, Pilze: an einer bestimmten Stelle vorkommen |
Computerübersetzung von Drittern: