Detailübersetzungen für reducirse (Spanisch) ins Niederländisch
reducirse:
-
declineren;
afnemen;
verminderen;
minder worden;
dalen;
vervallen;
teruggaan;
tanen;
minderen
-
declineren
Verb
(declineer, declineert, declineerde, declineerden, gedeclineerd)
-
afnemen
Verb
(neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
-
verminderen
Verb
(verminder, vermindert, verminderde, verminderden, verminderd)
-
minder worden
Verb
(word minder, wordt minder, werd minder, werden minder, minder geworden)
-
dalen
Verb
(daal, daalt, daalde, daalden, gedaald)
-
vervallen
Verb
(verval, vervalt, verviel, vervielen, vervallen)
-
teruggaan
Verb
(ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
-
tanen
Verb
(taan, taant, taande, taanden, getaand)
-
minderen
Verb
(minder, mindert, minderde, minderden, geminderd)
-
reducirse
verdikken;
door koken dikker maken;
inbinden;
door koken verdikken;
indikken;
inkoken
-
verdikken
Verb
(verdik, verdikt, verdikte, verdikten, verdikt)
-
-
inbinden
Verb
(bind in, bindt in, bond in, bonden in, ingebonden)
-
-
indikken
Verb
(dik in, dikt in, dikte in, dikten in, ingedikt)
-
inkoken
Verb
(kook in, kookt in, kookte in, kookten in, ingekookt)
-
-
slinken;
inkrimpen;
krimpen
-
slinken
Verb
(slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
-
inkrimpen
Verb
(krimp in, krimpt in, kromp in, krompen in, ingekrompen)
-
krimpen
Verb
(krimp, krimpt, kromp, krompen, gekrompen)
-
verminderen;
reduceren;
afnemen;
beperken;
verlagen;
inperken;
verkorten;
minder worden;
krimpen;
inkrimpen;
slinken;
minderen
-
verminderen
Verb
(verminder, vermindert, verminderde, verminderden, verminderd)
-
reduceren
Verb
(reduceer, reduceert, reduceerde, reduceerden, gereduceerd)
-
afnemen
Verb
(neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
-
beperken
Verb
(beperk, beperkt, beperkte, beperkten, beperkt)
-
verlagen
Verb
(verlaag, verlaagt, verlaagde, verlaagden, verlaagd)
-
inperken
Verb
(perk in, perkt in, perkte in, perkten in, ingeperkt)
-
verkorten
Verb
(verkort, verkortte, verkortten, verkort)
-
minder worden
Verb
(word minder, wordt minder, werd minder, werden minder, minder geworden)
-
krimpen
Verb
(krimp, krimpt, kromp, krompen, gekrompen)
-
inkrimpen
Verb
(krimp in, krimpt in, kromp in, krompen in, ingekrompen)
-
slinken
Verb
(slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
-
minderen
Verb
(minder, mindert, minderde, minderden, geminderd)
Konjugationen für reducirse:
presente
- me reduzco
- te reduces
- se reduce
- nos reducimos
- os reducís
- se reducen
imperfecto
- me reducía
- te reducías
- se reducía
- nos reducíamos
- os reducíais
- se reducían
indefinido
- me reduje
- te redujiste
- se redujo
- nos redujimos
- os redujisteis
- se redujeron
fut. de ind.
- me reduciré
- te reducirás
- se reducirá
- nos reduciremos
- os reduciréis
- se reducirán
condic.
- me reduciría
- te reducirías
- se reduciría
- nos reduciríamos
- os reduciríais
- se reducirían
pres. de subj.
- que me reduzca
- que te reduzcas
- que se reduzca
- que nos reduzcamos
- que os reduzcáis
- que se reduzcan
imp. de subj.
- que me redujera
- que te redujeras
- que se redujera
- que nos redujéramos
- que os redujerais
- que se redujeran
miscelánea
- ¡redúcete!
- ¡reducíos!
- ¡no te reduzcas!
- ¡no os reduzcáis!
- reducido
- reduciéndose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Übersetzung Matrix für reducirse:
Wiktionary Übersetzungen für reducirse:
reducirse
verb
-
afnemen in aantal, kleiner worden
Computerübersetzung von Drittern: