Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- score:
-
Wiktionary:
- score → stand, partituur, score
- score → scoren, orkestreren
- score → doelpunt maken, scoren, halen, inslaan, raken, teisteren, treffen, bereiken, behalen, inhalen, reiken tot, slaan, klappen, kloppen, opvallen, houwen, meppen, aanduiden, aangeven, een teken geven, merken, kenmerken, tekenen, doorkomen, klaarspelen, slagen, slagen voor
Englisch
Detailübersetzungen für scorer (Englisch) ins Niederländisch
scorer:
Übersetzung Matrix für scorer:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
- | scorekeeper |
Synonyms for "scorer":
Verwandte Definitionen für "scorer":
score:
-
to score
-
to score (count in fives; tally; keep a tally; dig peat; make peat; stack peat)
-
to score (groove; incise)
-
to score (notch; nick)
Konjugationen für score:
present
- score
- score
- scores
- score
- score
- score
simple past
- scored
- scored
- scored
- scored
- scored
- scored
present perfect
- have scored
- have scored
- has scored
- have scored
- have scored
- have scored
past continuous
- was scoring
- were scoring
- was scoring
- were scoring
- were scoring
- were scoring
future
- shall score
- will score
- will score
- shall score
- will score
- will score
continuous present
- am scoring
- are scoring
- is scoring
- are scoring
- are scoring
- are scoring
subjunctive
- be scored
- be scored
- be scored
- be scored
- be scored
- be scored
diverse
- score!
- let's score!
- scored
- scoring
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
-
the score
-
the score
-
the score
-
the score (count)
-
the score (music book; sheet of music)
het muziekboek -
the score (notch; incision; groove; cut; slash; nick; gash)
Übersetzung Matrix für score:
Verwandte Wörter für "score":
Synonyms for "score":
Verwandte Definitionen für "score":
Wiktionary Übersetzungen für score:
score
Cross Translation:
noun
verb
score
verb
-
(overgankelijk) muziek|nld in partijen voor orkest bewerken
-
een doelpunt maken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• score | → doelpunt maken; scoren | ↔ erzielen — Sport: Punkte oder Tore machen |
• score | → halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot | ↔ atteindre — toucher de loin au moyen d’un projectile. |
• score | → slaan; halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; klappen; kloppen; opvallen; houwen; meppen | ↔ frapper — A TRIER |
• score | → aanduiden; aangeven; een teken geven; merken; kenmerken; tekenen; scoren | ↔ marquer — Distinguer une chose d’une autre au moyen d’une marque. (Sens général). |
• score | → halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot | ↔ parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général) |