Home ->Wörterbücher ->Englisch/Niederländisch ->übersetze rivals

übersetze rivals von Englische ins Niederländisch

Übersicht

Englisch nach Niederländisch: mehr Daten

rivals:
- concurrentie; mededingers
rival:
- concurrent; mededinger; rivaal; wedijveraar
Wiktionary:
- rival → tegenstander, rivaal, concurent, vijand
- rival → meewerken, aan een wedstrijd deelnemen, wedijveren, concurreren, meedingen

Englisch

Detailübersetzungen für rivals (Englisch) ins Niederländisch

rivals:

rivals [the ~] Nomen

the rivals (contestants; competitors)
de concurrentie; de mededingers
- concurrentie [de ~ (v)] Nomen
- mededingers [de ~] Nomen, Plural

Übersetzung Matrix für rivals:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
concurrentie	competitors; contestants; rivals	competition; rivalry
mededingers	competitors; contestants; rivals

Verwandte Wörter für "rivals":

rival

rivals form of rival:

rival [the ~] Nomen

the rival (competitor; contestant)
de concurrent; de mededinger
- concurrent [de ~ (m)] Nomen
- mededinger [de ~ (m)] Nomen
the rival (competitor)
de rivaal; wedijveraar
- rivaal [de ~ (m)] Nomen
- wedijveraar [znw.] Nomen

Übersetzung Matrix für rival:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
concurrent	competitor; contestant; rival	competitor
mededinger	competitor; contestant; rival
rivaal	competitor; rival
wedijveraar	competitor; rival
-	challenger; competition; competitor; contender
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
-	equal; match; touch

Verwandte Wörter für "rival":

rivals

Synonyms for "rival":

challenger; competitor; competition; contender; contestant
equal; touch; match; compete; vie; contend

Verwandte Definitionen für "rival":

the contestant you hope to defeat¹
- he had respect for his rivals¹
be the rival of, be in competition with¹
- we are rivaling for first place in the race¹
be equal to in quality or ability¹
- Nothing can rival cotton for durability¹

Wiktionary Übersetzungen für rival:

rival

noun

competitor with the same objective
- rival → tegenstander; rivaal; concurent; vijand

rival

noun

iemand met wie men wedijvert voor het bereiken van een bepaald doel
- rivaal → rival

Cross Translation:

From	To	Via
• rival	→ meewerken; aan een wedstrijd deelnemen; wedijveren; concurreren; meedingen	↔ concourir — tendre ensemble au même but, coopérer.
• rival	→ concurreren; meedingen; wedijveren	↔ rivaliser — disputer de talent, de mérite, etc., avec quelqu’un, en approcher, l’égaler.

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University