Englisch

Detailübersetzungen für residing (Englisch) ins Niederländisch

residing:

residing Adjektiv

  1. residing (living; resident; settled)
    woonachtig; gevestigd; zetelend

Übersetzung Matrix für residing:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gevestigd living; resident; residing; settled established; settled; situated
woonachtig living; resident; residing; settled
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
zetelend living; resident; residing; settled

residing form of reside:

to reside Verb (resides, resided, residing)

  1. to reside (live; stay; lodge; be established; have one's seat)
    leven; wonen; verblijven; resideren; logeren
    • leven Verb (leef, leeft, leefde, leefden, geleefd)
    • wonen Verb (woon, woont, woonde, woonden, gewoond)
    • verblijven Verb (verblijf, verblijft, verbleef, verbleven, verbleven)
    • resideren Verb (resideer, resideert, resideerde, resideerden, geresideerd)
    • logeren Verb (logeer, logeert, logeerde, logeerden, gelogeerd)
  2. to reside (be; dwell; hang out)
    zijn; zich bevinden; uithangen
    • zijn Verb (ben, bent, is, was, waren, geweest)
    • uithangen Verb (hang uit, hangt uit, hing uit, hingen uit, uitgehangen)
  3. to reside (inhabit; occupy; dwell in; take up residence; live in)
    bewonen
    • bewonen Verb (bewoon, bewoont, bewoonde, bewoonden, bewoond)
  4. to reside (be established; have one's seat)
    gevestigd zijn; zetelen; resideren; gezeten zijn
    • gevestigd zijn Verb (ben gevestigd, bent gevestigd, is gevestigd, was gevestigd, waren gevestigd, gevestigd geweest)
    • zetelen Verb (zetel, zetelt, zetelde, zetelden, gezeteld)
    • resideren Verb (resideer, resideert, resideerde, resideerden, geresideerd)
    • gezeten zijn Verb (ben gezeten, bent gezeten, is gezeten, was gezeten, waren gezeten, gezeten geweest)
  5. to reside (sojourn; live in; take up residence)
    resideren; verblijfplaats hebben

Konjugationen für reside:

present
  1. reside
  2. reside
  3. resides
  4. reside
  5. reside
  6. reside
simple past
  1. resided
  2. resided
  3. resided
  4. resided
  5. resided
  6. resided
present perfect
  1. have resided
  2. have resided
  3. has resided
  4. have resided
  5. have resided
  6. have resided
past continuous
  1. was residing
  2. were residing
  3. was residing
  4. were residing
  5. were residing
  6. were residing
future
  1. shall reside
  2. will reside
  3. will reside
  4. shall reside
  5. will reside
  6. will reside
continuous present
  1. am residing
  2. are residing
  3. is residing
  4. are residing
  5. are residing
  6. are residing
subjunctive
  1. be resided
  2. be resided
  3. be resided
  4. be resided
  5. be resided
  6. be resided
diverse
  1. reside!
  2. let's reside!
  3. resided
  4. residing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Übersetzung Matrix für reside:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
leven bedlam; being; clamor; clamour; commotion; din; existence; hubbub; hullabaloo; life; noise; pandemonium; path of life; racket; tumult; tumultuousness; uproar
verblijven living; remaining
zijn being; existence; life; path of life
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bewonen dwell in; inhabit; live in; occupy; reside; take up residence
gevestigd zijn be established; have one's seat; reside
gezeten zijn be established; have one's seat; reside
leven be established; have one's seat; live; lodge; reside; stay exist; operate; proceed; work
logeren be established; have one's seat; live; lodge; reside; stay spend the night; stay; stay over
resideren be established; have one's seat; live; live in; lodge; reside; sojourn; stay; take up residence
uithangen be; dwell; hang out; reside hang out; hang outside
verblijfplaats hebben live in; reside; sojourn; take up residence
verblijven be established; have one's seat; live; lodge; reside; stay
wonen be established; have one's seat; live; lodge; reside; stay
zetelen be established; have one's seat; reside
zich bevinden be; dwell; hang out; reside be; find myself
zijn be; dwell; hang out; reside be; exist
- domicile; domiciliate; lodge in; occupy; repose; rest; shack
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
zijn his; its; one's

Verwandte Wörter für "reside":


Synonyms for "reside":


Verwandte Definitionen für "reside":

  1. live (in a certain place)1
    • She resides in Princeton1
  2. make one's home in a particular place or community1
    • may parents reside in Florida1
  3. be inherent or innate in1

Wiktionary Übersetzungen für reside:

reside
verb
  1. to dwell permanently or for a considerable time

Cross Translation:
FromToVia
reside zetelen; resideren residierenvon regierenden Fürsten, geistlichen Würdenträgern oder ähnlich hochgestellten Personen: einen Ort als Wohnsitz und Amtssitz haben
reside wonen wohnenintransitiv: wesentliche Zeit seines Lebens an einem bestimmten, geschützten Ort verbringen
reside resideren; wonen demeurer — Habiter
reside bewonen; inwonen; gevestigd zijn; huizen; resideren; wonen habiter — Faire sa demeure,... (Sens général).
reside gevestigd zijn; huizen; resideren; wonen loger — Séjourner, avoir sa demeure habituelle ou temporaire dans un logis

Computerübersetzung von Drittern: