Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- organize:
-
Wiktionary:
- organize → organiseren, regelen
- organize → beleggen, houden, teweegbrengen, uitschrijven, aandoen, aanrichten, stichten, veroorzaken, regelen, organiseren, bemiddelen, uitreiken, verschaffen, verstrekken, leggen, plaatsen, situeren, stationeren, identificeren, vereenzelvigen
Englisch
Detailübersetzungen für organizes (Englisch) ins Niederländisch
organizes form of organize:
Konjugationen für organize:
present
- organize
- organize
- organizes
- organize
- organize
- organize
simple past
- organized
- organized
- organized
- organized
- organized
- organized
present perfect
- have organized
- have organized
- has organized
- have organized
- have organized
- have organized
past continuous
- was organizing
- were organizing
- was organizing
- were organizing
- were organizing
- were organizing
future
- shall organize
- will organize
- will organize
- shall organize
- will organize
- will organize
continuous present
- am organizing
- are organizing
- is organizing
- are organizing
- are organizing
- are organizing
subjunctive
- be organized
- be organized
- be organized
- be organized
- be organized
- be organized
diverse
- organize!
- let's organize!
- organized
- organizing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für organize:
Verwandte Wörter für "organize":
Synonyms for "organize":
Antonyme für "organize":
Verwandte Definitionen für "organize":
Wiktionary Übersetzungen für organize:
organize
Cross Translation:
verb
organize
-
to arrange in working order
- organize → organiseren
-
to constitute in parts, each having a special function; to systematize
- organize → organiseren
verb
-
een bepaalde structuur aanbrengen
-
iets, vaak een evenement, tot stand brengen
-
zorgen dat het gebeurt
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• organize | → beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; aandoen; aanrichten; stichten; veroorzaken | ↔ causer — être cause de ; occasionner, provoquer. |
• organize | → regelen; organiseren; uitschrijven | ↔ organiser — disposer les parties d’un corps pour les fonctions auxquelles il destiner. |
• organize | → bemiddelen; beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; aandoen; aanrichten; stichten; veroorzaken; uitreiken; verschaffen; verstrekken | ↔ procurer — faire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins. |
• organize | → beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; leggen; plaatsen; situeren; stationeren; identificeren; vereenzelvigen | ↔ situer — placer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc. |
Computerübersetzung von Drittern: