Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- lessening:
- lessen:
-
Wiktionary:
- lessening → afneming
- lessen → verminderen
- lessen → afnemen, in discrediet brengen, herleiden, inkrimpen, reduceren, vereenvoudigen, zetten, ruïneren, te gronde richten, ten val brengen, verderven, aflaten, laten zakken, neerhalen, inkorten, verminderen, kleineren, afbreken, afgeven op, afkammen, trekken, een streep trekken, neerlaten, strijken, vellen, afdraaien, verlagen, kleinmaken, vernederen, verootmoedigen, resumeren, samenvatten, excerperen, afkorten, bekorten
Englisch
Detailübersetzungen für lessening (Englisch) ins Niederländisch
lessening:
-
the lessening (diminishing)
-
lessening (decreasing; diminishing; fading; declining; abating; weakening; subsiding)
Übersetzung Matrix für lessening:
Verwandte Wörter für "lessening":
Synonyms for "lessening":
Antonyme für "lessening":
Verwandte Definitionen für "lessening":
lessen:
-
to lessen (decrease; diminish; reduce; curtail; scale down; dwindle; shrink away; mark down)
-
to lessen (weaken; dilute; abate; adulterate; enervate; enfeeble; become weak; lose strength)
verzwakken; uitputten; verslappen; zwakker worden; aan kracht inboeten; zwak worden-
zwakker worden Verb
-
aan kracht inboeten Verb (boet aan kracht in, boette aan kracht in, boetten aan kracht in, aan kracht ingeboet)
-
zwak worden Verb
-
to lessen (shrink; diminish; decrease; reduce; shrivel up; shrink back; dwindle; shrivel; go down; shrink away; drop)
Konjugationen für lessen:
present
- lessen
- lessen
- lessens
- lessen
- lessen
- lessen
simple past
- lessened
- lessened
- lessened
- lessened
- lessened
- lessened
present perfect
- have lessened
- have lessened
- has lessened
- have lessened
- have lessened
- have lessened
past continuous
- was lessening
- were lessening
- was lessening
- were lessening
- were lessening
- were lessening
future
- shall lessen
- will lessen
- will lessen
- shall lessen
- will lessen
- will lessen
continuous present
- am lessening
- are lessening
- is lessening
- are lessening
- are lessening
- are lessening
subjunctive
- be lessened
- be lessened
- be lessened
- be lessened
- be lessened
- be lessened
diverse
- lessen!
- let's lessen!
- lessened
- lessening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für lessen:
Verwandte Wörter für "lessen":
Synonyms for "lessen":
Antonyme für "lessen":
Verwandte Definitionen für "lessen":
Wiktionary Übersetzungen für lessen:
lessen
Cross Translation:
verb
-
afnemen in aantal, kleiner worden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lessen | → afnemen | ↔ abnehmen — kleiner oder weniger werden |
• lessen | → in discrediet brengen; herleiden; inkrimpen; reduceren; vereenvoudigen; zetten; ruïneren; te gronde richten; ten val brengen; verderven; aflaten; laten zakken; neerhalen; inkorten; verminderen; kleineren; afbreken; afgeven op; afkammen; trekken; een streep trekken; neerlaten; strijken; vellen; afdraaien; verlagen; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• lessen | → resumeren; samenvatten; excerperen; inkorten; verminderen; afkorten; bekorten | ↔ abréger — rendre plus court. |
• lessen | → inkorten; verminderen | ↔ amoindrir — rendre moindre. |