Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- declining:
-
decline:
- afwijzen; weigeren; declineren; afnemen; verminderen; minder worden; dalen; vervallen; teruggaan; tanen; minderen; achteruitgaan; verwerpen; afkeuren; afstemmen; instorten; verteren; bezwijken; verrotten; wegrotten; tenondergaan; vergaan; zinken; vervoegen; verbuigen
- minder worden; afname; terugloop; val; daling; achteruitgang; inzinking; decadentie; verwording; grondverzakking
-
Wiktionary:
- decline → verbuigen, afzwakken, verzwakken, afnemen, achteruitgaan, afwijzen, weigeren, vervallen, terugvallen, aftakelen, bedanken
- decline → achteruitgang, verval, afname, verzwakking, helling, terugval
- decline → afwijzen, weigeren, verwerpen, vallen, de dieperik in, afslaan, wraken, nee zeggen tegen, afkeuren, terugwijzen, vertikken, braken, kotsen, overgeven, spugen, retourneren, terugbezorgen, terugsturen, heruitzenden, terugdringen, verdringen, weren, ontzenuwen, weerleggen, vergooien, weggooien, wegwerpen
-
User Contributed Translations for declining:
- dalende
Englisch
Detailübersetzungen für declining (Englisch) ins Niederländisch
declining:
-
declining
-
declining (decreasing; diminishing; fading; abating; weakening; subsiding; lessening)
-
declining (diminishing; reducing; decreasing)
-
declining (diminishing; fading; weakening)
-
declining (down hill; sloping; shelving; falling away)
Übersetzung Matrix für declining:
Verwandte Wörter für "declining":
decline:
-
to decline (refuse; reject; turn down)
-
to decline (decrease; shrink; remove; dwindle; wain; take away; go thieving; be shortcoming)
-
to decline (waining; regress)
declineren; afnemen; achteruitgaan; minder worden-
achteruitgaan Verb (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
-
to decline (reject; disapprove; repudiate; denounce; refuse; disclaim; spurn; turn down; object to)
-
to decline
achteruitgaan; teruggaan; instorten; verteren; bezwijken; verrotten; wegrotten; tenondergaan; vergaan; zinken-
achteruitgaan Verb (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
-
-
to decline (inflect; conjugate)
Konjugationen für decline:
present
- decline
- decline
- declines
- decline
- decline
- decline
simple past
- declined
- declined
- declined
- declined
- declined
- declined
present perfect
- have declined
- have declined
- has declined
- have declined
- have declined
- have declined
past continuous
- was declining
- were declining
- was declining
- were declining
- were declining
- were declining
future
- shall decline
- will decline
- will decline
- shall decline
- will decline
- will decline
continuous present
- am declining
- are declining
- is declining
- are declining
- are declining
- are declining
subjunctive
- be declined
- be declined
- be declined
- be declined
- be declined
- be declined
diverse
- decline!
- let's decline!
- declined
- declining
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für decline:
Verwandte Wörter für "decline":
Synonyms for "decline":
Antonyme für "decline":
Verwandte Definitionen für "decline":
Wiktionary Übersetzungen für decline:
decline
Cross Translation:
verb
decline
-
inflect
- decline → verbuigen
-
weaken
- decline → afzwakken; verzwakken; afnemen; achteruitgaan
-
refuse
-
move downwards
- decline → vervallen; afnemen; terugvallen; achteruitgaan
-
weakening
- decline → achteruitgang; verval; afname; verzwakking
-
sloping downward
-
downward movement, fall
- decline → afname; terugval; achteruitgang; verval
verb
-
slechter worden
-
weigeren aan te nemen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• decline | → afwijzen; weigeren; verwerpen | ↔ ablehnen — zu etwas nein sagen; etwas zurückweisen oder missbilligen |
• decline | → vallen | ↔ fallen — auf einen niedrigeren Wert sinken |
• decline | → de dieperik in | ↔ Abwind — übertragen: im Abwind → im Abstieg, Niedergang oder Verfall |
• decline | → afslaan; afwijzen; verwerpen; weigeren; wraken; nee zeggen tegen; afkeuren; terugwijzen; vertikken | ↔ refuser — rejeter une demande, ne pas accorder ce qui demander ; ne pas vouloir faire ce qui est exiger, prescrire, ordonné. |
• decline | → braken; kotsen; overgeven; spugen; afkeuren; afwijzen; terugwijzen; vertikken; weigeren; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; heruitzenden; terugdringen; verdringen; weren; ontzenuwen; weerleggen; afslaan; verwerpen; wraken; nee zeggen tegen; vergooien; weggooien; wegwerpen | ↔ rejeter — Traductions à trier suivant le sens |