"aggravate" übersetzt von Englische ins Niederländisch--Interglot

Remove Ads

Übersicht

Englisch nach Niederländisch: mehr Daten

aggravate:
- belasten; opdragen; verergeren; stimuleren; aanmoedigen; prikkelen; iemand motiveren
Wiktionary:
- aggravate → verergeren, verzwaren
- aggravate → ergeren, verontwaardigen, aanstoken, irriteren, ophitsen, op stang jagen, prikkelen, sarren, plagen, agaceren, verergeren, verslechteren, aandikken, bedroeven

Englisch

Detailübersetzungen für aggravate (Englisch) ins Niederländisch

aggravate:

to aggravate Verb (aggravates, aggravated, aggravating)

to aggravate (burden)
belasten; opdragen
- belasten Verb (belast, belastte, belastten, belast)
- opdragen Verb (draag op, draagt op, droeg op, droegen op, opgedragen)
to aggravate
verergeren
- verergeren Verb (vererger, verergert, verergerde, verergerden, verergerd)
to aggravate (encourage someone; stimulate; encourage; incite; inspire; motivate; motivate someone)
stimuleren; aanmoedigen; prikkelen; iemand motiveren
- stimuleren Verb (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
- aanmoedigen Verb (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
- prikkelen Verb (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
- iemand motiveren Verb
to aggravate (worsen; exacerbate; exasperate)

– make worse ¹
verergeren
- verergeren Verb (vererger, verergert, verergerde, verergerden, verergerd)

Konjugationen für aggravate:

present

aggravate
aggravate
aggravates
aggravate
aggravate
aggravate

simple past

aggravated
aggravated
aggravated
aggravated
aggravated
aggravated

present perfect

have aggravated
have aggravated
has aggravated
have aggravated
have aggravated
have aggravated

past continuous

was aggravating
were aggravating
was aggravating
were aggravating
were aggravating
were aggravating

future

shall aggravate
will aggravate
will aggravate
shall aggravate
will aggravate
will aggravate

continuous present

am aggravating
are aggravating
is aggravating
are aggravating
are aggravating
are aggravating

subjunctive

be aggravated
be aggravated
be aggravated
be aggravated
be aggravated
be aggravated

diverse

aggravate!
let's aggravate!
aggravated
aggravating

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Übersetzung Matrix für aggravate:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aanmoedigen		encouragement; encouraging; impelling; inciting; motivation; stimulation; support; turning on
stimuleren		cultivating; encouragement; encouraging; impelling; improvements; inciting; motivation; stimulation; stimulations; support; turning on
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aanmoedigen	aggravate; encourage; encourage someone; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate	activate; arouse; awake; cheer on; encourage; excite; fire; foster; incite; inspire; stimulate; strike into; support
belasten	aggravate; burden
iemand motiveren	aggravate; encourage; encourage someone; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate
opdragen	aggravate; burden	assign to; charge; command; commission; decree; dedicate; devote; dictate; exert power; force; give an order; instruct; order; rule
prikkelen	aggravate; encourage; encourage someone; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate	arouse; drive; excite; prompt; stimulate; stir up; urge
stimuleren	aggravate; encourage; encourage someone; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate	activate; arouse; awake; drive; encourage; excite; prompt; stimulate; stir up; support; urge
verergeren	aggravate; exacerbate; exasperate; worsen
-	exacerbate; exasperate
Other	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
-	heighten; increase; raise

Synonyms for "aggravate":

worsen; exacerbate; exasperate; change; alter; modify
anger

Antonyme für "aggravate":

better

Wiktionary Übersetzungen für aggravate:

aggravate

verb

To make worse, or more severe
- aggravate → verergeren

aggravate

verb

figuurlijk erger maken
- verzwaren → aggravate; worsen

Cross Translation:

From	To	Via
• aggravate	→ ergeren; verontwaardigen; aanstoken; irriteren; ophitsen; op stang jagen; prikkelen; sarren; plagen; agaceren	↔ agacer — affecter d’une irritation nerveuse.
• aggravate	→ verergeren; verslechteren; aandikken	↔ aggraver — rendre plus grave.
• aggravate	→ bedroeven; ergeren	↔ chagriner — Causer du chagrin, rendre triste.
• aggravate	→ ergeren; verontwaardigen	↔ indigner — Remplir d’indignation

Computerübersetzung von Drittern: