Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- abridge:
-
Wiktionary:
- abridge → inkorten, verkorten, beperken
- abridge → in discrediet brengen, herleiden, inkrimpen, reduceren, vereenvoudigen, zetten, ruïneren, te gronde richten, ten val brengen, verderven, aflaten, laten zakken, neerhalen, inkorten, verminderen, kleineren, afbreken, afgeven op, afkammen, trekken, een streep trekken, neerlaten, strijken, vellen, afdraaien, verlagen, kleinmaken, vernederen, verootmoedigen, resumeren, samenvatten, excerperen, afkorten, bekorten, begrenzen, beknotten, beperken, beperkingen opleggen aan
Englisch
Detailübersetzungen für abridge (Englisch) ins Niederländisch
abridge:
Konjugationen für abridge:
present
- abridge
- abridge
- abridges
- abridge
- abridge
- abridge
simple past
- abridged
- abridged
- abridged
- abridged
- abridged
- abridged
present perfect
- have abridged
- have abridged
- has abridged
- have abridged
- have abridged
- have abridged
past continuous
- was abridging
- were abridging
- was abridging
- were abridging
- were abridging
- were abridging
future
- shall abridge
- will abridge
- will abridge
- shall abridge
- will abridge
- will abridge
continuous present
- am abridging
- are abridging
- is abridging
- are abridging
- are abridging
- are abridging
subjunctive
- be abridged
- be abridged
- be abridged
- be abridged
- be abridged
- be abridged
diverse
- abridge!
- let's abridge!
- abridged
- abridging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für abridge:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bekorten | abbreviating; abridging; shortening | |
inkorten | abbreviating; abridging; shortening | |
korter maken | abbreviating; abridging; shortening | |
verkorten | abbreviating; abridging; shortening | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bekorten | abridge; cut down; cut short; shorten | |
inkorten | abridge; clip; crop; curtail; shorten; trim | abbreviate; shorten |
korter maken | abridge; clip; crop; curtail; shorten; trim | |
verkorten | abridge; clip; crop; curtail; shorten; trim | curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away |
- | abbreviate; contract; cut; foreshorten; reduce; shorten |
Verwandte Wörter für "abridge":
Synonyms for "abridge":
Antonyme für "abridge":
Verwandte Definitionen für "abridge":
Wiktionary Übersetzungen für abridge:
abridge
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• abridge | → in discrediet brengen; herleiden; inkrimpen; reduceren; vereenvoudigen; zetten; ruïneren; te gronde richten; ten val brengen; verderven; aflaten; laten zakken; neerhalen; inkorten; verminderen; kleineren; afbreken; afgeven op; afkammen; trekken; een streep trekken; neerlaten; strijken; vellen; afdraaien; verlagen; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• abridge | → resumeren; samenvatten; excerperen; inkorten; verminderen; afkorten; bekorten | ↔ abréger — rendre plus court. |
• abridge | → inkorten; verminderen | ↔ amoindrir — rendre moindre. |
• abridge | → begrenzen; beknotten; beperken; beperkingen opleggen aan | ↔ limiter — Servir de ligne de démarcation à un terrain, à un pays. |
• abridge | → afkorten; bekorten; inkorten | ↔ raccourcir — rendre plus court. |