Home ->Wörterbücher ->Englisch/Niederländisch ->Suche: flex

Englische und niederländische Suchergebnisse für: flex

Übersicht

Englisch nach Niederländisch: mehr Daten

flex:
- elektriciteitsdraad; snoer; snoertje
Wiktionary:
- flex → plooien, samentrekken, buigen
- flex → buigen, plooien, plooibaarheid, flexibiliteit, buigbaarheid, snoer
- flex → verbinden, zwachtelen, inzwachtelen, omzwachtelen, nauwer aanhalen, opwinden, spannen, strekken, uitrekken

Englisch

Detailübersetzungen für flex (Englisch) ins Niederländisch

flex:

flex [the ~] Nomen

the flex
de elektriciteitsdraad; het snoer; het snoertje
- elektriciteitsdraad [de ~ (m)] Nomen
- snoer [het ~] Nomen
- snoertje [het ~] Nomen

Übersetzung Matrix für flex:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
elektriciteitsdraad	flex
snoer	flex	chain; chainlet; circlet; ring; row
snoertje	flex
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
-	bend; deform; turn; twist

Verwandte Wörter für "flex":

reflex, flexes

Synonyms for "flex":

flexion; flexure
shrink; contract
flaunt; flash; show off; ostentate; swank
bend; change shape; change form; deform
move
deform; twist; turn

Antonyme für "flex":

straighten; unbend

Verwandte Definitionen für "flex":

the act of flexing¹
- he gave his biceps a flex to impress the ladies¹
cause (a plastic object) to assume a crooked or angular form¹
bend a joint¹
- flex your wrists¹
form a curve¹
contract¹
- flex a muscle¹
exhibit the strength of¹
- The victorious army flexes its invincibility¹

Wiktionary Übersetzungen für flex:

flex

verb

to repeatedly bend one's joints
- flex → plooien
to move part of the body using one's muscles
- flex → plooien
to tighten one's muscles
- flex → samentrekken
to bend something
- flex → plooien; buigen

noun

the act of flexing
- flex → buigen; plooien
flexibility
- flex → plooibaarheid; flexibiliteit; buigbaarheid

flex

noun

elektriciteitskabel
- snoer → flex

Cross Translation:

From	To	Via
• flex	→ verbinden; zwachtelen; inzwachtelen; omzwachtelen; nauwer aanhalen; opwinden; spannen; strekken; uitrekken	↔ bander — (familier, fr) Occitanie\|fr exaspérer, gonfler.

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University