Commencement: englische und niederländische Suchergebnisse gefunden im Interglot Wörterbuch

Remove Ads

Übersicht

Englisch nach Niederländisch: mehr Daten

commencement:
- begin; opening; aanvang; start; inzet
commence:
- starten; beginnen; aanvangen; van start gaan; op gang komen; inzetten; intreden; aanbreken; een begin nemen
Wiktionary:
- commencement → afsluitceremonie, aanvang
- commence → aanvangen
- commence → beginnen, aanbinden, aanvangen, stoten op, zich stoten aan, aankaarten, aansnijden, aan land gaan, landen, aanlanden, aanklampen, aanspreken, toespreken, enteren, aanhaken, vasthaken, aan komen lopen, aanpakken, beginnen met, toetreden, aan wal komen, aanbreken, ingaan

Englisch

Detailübersetzungen für commencement (Englisch) ins Niederländisch

commencement:

commencement [the ~] Nomen

the commencement (beginning; start; outset; opening)
het begin; de opening; de aanvang; de start; de inzet
- begin [het ~] Nomen
- opening [de ~ (v)] Nomen
- aanvang [de ~ (m)] Nomen
- start [de ~ (m)] Nomen
- inzet [de ~ (m)] Nomen

Übersetzung Matrix für commencement:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aanvang	beginning; commencement; opening; outset; start
begin	beginning; commencement; opening; outset; start
inzet	beginning; commencement; opening; outset; start	ambition; ante; application; assiduousness; cash for playing; dedication; devotion; diligence; effort; exertion; goal; inset; intention; objective; passion; pool; scheme; stakes; target; usage; use; wee-wee
opening	beginning; commencement; opening; outset; start	breach; cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; ditch; doorway; fissure; gap; gash; groove; hole; interstice; notch; opening; recess; saving; slit; slot; space; split; trench
start	beginning; commencement; opening; outset; start	inauguration; launch; opening ceremony
-	beginning; commencement ceremony; commencement exercise; graduation; graduation exercise; start

Synonyms for "commencement":

beginning; first; outset; get-go; start; kickoff; starting time; showtime; offset; point; point in time
commencement exercise; commencement ceremony; graduation; graduation exercise; exercise
change of state

Antonyme für "commencement":

middle; end; finish

Wiktionary Übersetzungen für commencement:

commencement

noun

graduation ceremony
- commencement → afsluitceremonie
an act of commencing or beginning
- commencement → aanvang

commence:

to commence Verb (commences, commenced, commencing)

to commence (begin; start; take off; undertake; take on; set up; set in motion; start to; strike up)
starten; beginnen; aanvangen; van start gaan
- starten Verb (start, startte, startten, gestart)
- beginnen Verb (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
- aanvangen Verb (vang aan, vangt aan, ving aan, vingen aan, aangevangen)
- van start gaan Verb
to commence (get under way; set in; start; begin; take off; be off)
beginnen; op gang komen; inzetten; intreden
- beginnen Verb (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
- op gang komen Verb
- inzetten Verb (zet in, zette in, zetten in, ingezet)
- intreden Verb (treed in, treedt in, trad in, traden in, ingetreden)
to commence (begin; start; take off; get under way; break into; open; be off)
beginnen; aanbreken; een begin nemen
- beginnen Verb (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
- aanbreken Verb (breek aan, breekt aan, brak aan, braken aan, aangebroken)
- een begin nemen Verb

Konjugationen für commence:

present

commence
commence
commences
commence
commence
commence

simple past

commenced
commenced
commenced
commenced
commenced
commenced

present perfect

have commenced
have commenced
has commenced
have commenced
have commenced
have commenced

past continuous

was commencing
were commencing
was commencing
were commencing
were commencing
were commencing

future

shall commence
will commence
will commence
shall commence
will commence
will commence

continuous present

am commencing
are commencing
is commencing
are commencing
are commencing
are commencing

subjunctive

be commenced
be commenced
be commenced
be commenced
be commenced
be commenced

diverse

commence!
let's commence!
commenced
commencing

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Übersetzung Matrix für commence:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aanvangen		beginning; commencing; starting
beginnen		beginning; commencing; starting
inzetten		beginning; deployment; raising; software deployment; stakes; starting; striking up
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aanbreken	be off; begin; break into; commence; get under way; open; start; take off
aanvangen	begin; commence; set in motion; set up; start; start to; strike up; take off; take on; undertake
beginnen	be off; begin; break into; commence; get under way; open; set in; set in motion; set up; start; start to; strike up; take off; take on; undertake	begin; enter into; herald; open; ring in; start; take on
een begin nemen	be off; begin; break into; commence; get under way; open; start; take off
intreden	be off; begin; commence; get under way; set in; start; take off
inzetten	be off; begin; commence; get under way; set in; start; take off	apply yourself; bet; bet on; show enthusiasm; show willingness; stake; wager
op gang komen	be off; begin; commence; get under way; set in; start; take off
starten	begin; commence; set in motion; set up; start; start to; strike up; take off; take on; undertake	begin; bring up; broach; broach a subject; connect; cut into; herald; light; open; put forward; put on; put on the table; ring in; start; switch on; turn on
van start gaan	begin; commence; set in motion; set up; start; start to; strike up; take off; take on; undertake
-	begin; embark on; get; get down; lead off; set about; set out; start; start out; start up

Synonyms for "commence":

get down; begin; get; start out; start; set about; set out
lead off
start up; embark on; begin; lead off; start

Antonyme für "commence":

Wiktionary Übersetzungen für commence:

commence

verb

To begin, start
- commence → aanvangen

commence

verb

beginnen, starten
- aanvangen → begin; commence

Cross Translation:

From	To	Via
• commence	→ beginnen	↔ beginnen — (transitiv) etwas in Gang setzen, etwas starten, etwas anfangen
• commence	→ aanbinden; aanvangen; beginnen; stoten op; zich stoten aan; aankaarten; aansnijden; aan land gaan; landen; aanlanden; aanklampen; aanspreken; toespreken; enteren; aanhaken; vasthaken; aan komen lopen; aanpakken; beginnen met; toetreden; aan wal komen	↔ aborder — intransitif\|fr marine\|fr arriver au bord, prendre terre.
• commence	→ aanbinden; aanvangen; beginnen	↔ commencer — engager une action ; entreprendre une tâche.
• commence	→ aanbreken; aanvangen; beginnen; ingaan	↔ débuter — commencer.

Computerübersetzung von Drittern:

Englische und niederländische Suchergebnisse für: commencement