Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- commander:
-
command:
- opdracht; order; taak; consigne; dwangbevel; bevelschrift; beheersing; mate van bekwaamheid; commando; bevel; gebod; dienstorder; heerschappij; autoriteit; gezag; macht; voorgaan; leiding; aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; voorschrift; instructie; oppperbevel
- leiden; besturen; aanvoeren; voorzitten; leiding geven; managen; commanderen; bevel voeren over; leidinggeven; bevelen; gelasten; opdragen; verordenen; decreteren; gebieden; verordonneren
-
Wiktionary:
- commander → gezagvoerder, aanvoerder, commandant, commandeur
- command → opdracht, bevel, commando, order, sommatie
- command → bevelen, commanderen, aanvoeren, gebieden
- command → leiding, directie, commando, bevel, aanvraag, bestelling, order, bevelen, gelasten, sommeren, verordenen, voorschrijven, aanvragen, bestellen, kenvermogen, kennis, kunde, medeweten, verstand, weten, wetenschap, kennen, besef, bewustzijn, bezinning, bekendheid, bekende, relatie
Englisch
Detailübersetzungen für commander (Englisch) ins Niederländisch
commander:
Übersetzung Matrix für commander:
Verwandte Wörter für "commander":
Synonyms for "commander":
Verwandte Definitionen für "commander":
Wiktionary Übersetzungen für commander:
commander
noun
commander
-
One who exercises control and direction over a group of persons
- commander → gezagvoerder; aanvoerder
-
One who exercises control and direction of a military or naval organization
- commander → commandant
noun
-
iemand die het commando heeft over een leger of vloot
-
iemand die het bevel voert, gewoonlijk over strijdkrachten
command:
-
the command (assignment; order; shibboleth; instruction; parole; cue; motto)
-
the command (control)
-
the command (order)
-
the command (order)
-
the command (order)
de dienstorder -
the command (dominion; authority; mastery; power)
-
the command (front position; leading; taking the lead; lead)
-
the command (instruction; assignment; order)
-
the command
-
the command
– An instruction to a computer program that, when issued by the user, causes an action to be carried out. Commands are usually either typed at the keyboard or chosen from a menu. 2
-
to command (lead; preside; direct)
-
to command (be in command of; preside; take the lead; order)
-
to command (order; charge)
-
to command (decree; dedicate; commission; devote; order; dictate; charge; rule; exert power; force)
Konjugationen für command:
present
- command
- command
- commands
- command
- command
- command
simple past
- commanded
- commanded
- commanded
- commanded
- commanded
- commanded
present perfect
- have commanded
- have commanded
- has commanded
- have commanded
- have commanded
- have commanded
past continuous
- was commanding
- were commanding
- was commanding
- were commanding
- were commanding
- were commanding
future
- shall command
- will command
- will command
- shall command
- will command
- will command
continuous present
- am commanding
- are commanding
- is commanding
- are commanding
- are commanding
- are commanding
subjunctive
- be commanded
- be commanded
- be commanded
- be commanded
- be commanded
- be commanded
diverse
- command!
- let's command!
- commanded
- commanding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für command:
Verwandte Wörter für "command":
Synonyms for "command":
Verwandte Definitionen für "command":
Wiktionary Übersetzungen für command:
command
Cross Translation:
noun
verb
command
-
to order
- command → bevelen; commanderen
verb
-
bevel voeren over
-
een dwingende opdracht geven.
-
het bevel voeren over
-
een dwingende opdracht geven
Cross Translation:
Computerübersetzung von Drittern: