Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
- wegwerfen:
-
Wiktionary:
- wegwerfen → afwerpen, afweren, neergooien, werpen, weggooien, braken, kotsen, overgeven, spugen, afkeuren, afwijzen, terugwijzen, vertikken, weigeren, retourneren, terugbezorgen, terugsturen, heruitzenden, terugdringen, verdringen, weren, ontzenuwen, weerleggen, afslaan, verwerpen, wraken, nee zeggen tegen, vergooien, wegwerpen
Deutsch
Detailübersetzungen für wegwerfen (Deutsch) ins Niederländisch
wegwerfen:
-
wegwerfen (wegschmeißen)
Konjugationen für wegwerfen:
Präsens
- werfe weg
- wirfst weg
- wirft weg
- werfen weg
- werft weg
- werfen weg
Imperfekt
- warf weg
- warfst weg
- warf weg
- warfen weg
- warft weg
- warfen weg
Perfekt
- habe weggeworfen
- hast weggeworfen
- hat weggeworfen
- haben weggeworfen
- habt weggeworfen
- haben weggeworfen
1. Konjunktiv [1]
- werfe weg
- werfest weg
- werfe weg
- werfen weg
- werfet weg
- werfen weg
2. Konjunktiv
- würfe weg
- würfest weg
- würfe weg
- würfen weg
- würfet weg
- würfen weg
Futur 1
- werde wegwerfen
- wirst wegwerfen
- wird wegwerfen
- werden wegwerfen
- werdet wegwerfen
- werden wegwerfen
1. Konjunktiv [2]
- würde wegwerfen
- würdest wegwerfen
- würde wegwerfen
- würden wegwerfen
- würdet wegwerfen
- würden wegwerfen
Diverses
- wirf weg!
- werft weg!
- werfen Sie weg!
- weggeworfen
- wegwerfend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Übersetzung Matrix für wegwerfen:
| Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
| wegroeien | wegschmeißen; wegwerfen |
Synonyms for "wegwerfen":
Wiktionary Übersetzungen für wegwerfen:
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • wegwerfen | → afwerpen; afweren; neergooien; werpen | ↔ cast — to throw down or aside |
| • wegwerfen | → weggooien | ↔ chuck — to discard |
| • wegwerfen | → weggooien | ↔ throw away — discard or dispose of |
| • wegwerfen | → braken; kotsen; overgeven; spugen; afkeuren; afwijzen; terugwijzen; vertikken; weigeren; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; heruitzenden; terugdringen; verdringen; weren; ontzenuwen; weerleggen; afslaan; verwerpen; wraken; nee zeggen tegen; vergooien; weggooien; wegwerpen | ↔ rejeter — Traductions à trier suivant le sens |