Home ->Wörterbücher ->Deutsch/Niederländisch ->übersetze erprobt

übersetze erprobt von Deutsche ins Niederländisch

Übersicht
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. erprobt:
  2. erproben:
  3. Wiktionary:

Deutsch

Detailübersetzungen für erprobt (Deutsch) ins Niederländisch

erprobt:

erprobt Adjektiv

  1. erprobt (geprüft; bewährt)
    getest; uitgeprobeerd
  2. erprobt (geprüft; bewährt)
    beproefd; probaat; deugdelijk
  3. erprobt (gexaminiert; geprüft; bewährt)
    geëxamineerd; getest
  4. erprobt (sehr gut; riesig; bewährt; probat)
    opperbest

Übersetzung Matrix für erprobt:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
beproefd bewährt; erprobt; geprüft
deugdelijk bewährt; erprobt; geprüft dauerhaft; effektiv; fest; gediegen; gründlich; handfest; kräftig; rechtschaffen; robust; solid; solide; stabil; tauglich; tüchtig; zuverlässig
opperbest bewährt; erprobt; probat; riesig; sehr gut
probaat bewährt; erprobt; geprüft
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
getest bewährt; erprobt; geprüft; gexaminiert
geëxamineerd bewährt; erprobt; geprüft; gexaminiert
uitgeprobeerd bewährt; erprobt; geprüft

Synonyms for "erprobt":


erprobt form of erproben:

erproben Verb (erprobe, erprobst, erprobt, erprobte, erprobtet, erprobt)

  1. erproben (probieren)
    proberen; trachten; pogen
    • proberen Verb (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • trachten Verb (tracht, trachtte, trachtten, getracht)
    • pogen Verb (poog, poogt, poogde, poogden, gepoogd)
  2. erproben (studieren; lesen; erforschen; nachforschen)
    bestuderen
    • bestuderen Verb (bestudeer, bestudeert, bestudeerde, bestudeerden, bestudeerd)
  3. erproben (untersuchen; prüfen; überprüfen; )
    onderzoeken; testen; beproeven; keuren
    • onderzoeken Verb (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • testen Verb (test, testte, testten, getest)
    • beproeven Verb (beproef, beproeft, beproefde, beproefden, beproefd)
    • keuren Verb (keur, keurt, keurde, keurden, gekeurd)
  4. erproben (ausprobieren; probieren; experimentieren; testen; forschen)
    proberen; uitproberen; beproeven
    • proberen Verb (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • uitproberen Verb (probeer uit, probeert uit, probeerde uit, probeerden uit, uitgeprobeerd)
    • beproeven Verb (beproef, beproeft, beproefde, beproefden, beproefd)
  5. erproben (ausprobieren; prüfen; überprüfen; )
    testen; toetsen; uitproberen; uittesten
    • testen Verb (test, testte, testten, getest)
    • toetsen Verb (toets, toetst, toetste, toetsten, getoetst)
    • uitproberen Verb (probeer uit, probeert uit, probeerde uit, probeerden uit, uitgeprobeerd)
    • uittesten Verb
  6. erproben (nachforschen; nachspüren; erforschen)
    nasporen; naspeuren; navorsen
    • nasporen Verb (spoor na, spoort na, spoorde na, spoorden na, nagespoord)
    • naspeuren Verb (speur na, speurt na, speurde na, speurden na, nagespeurd)
    • navorsen Verb (vors na, vorst na, vorste na, vorsten na, nagevorst)
  7. erproben (Auf die Probe stellen; prüfen; ausprobieren; probieren)
    op de proef stellen; beproeven
  8. erproben (forschen; untersuchen; nachgehen; )
    onderzoeken; vorsen; speuren
    • onderzoeken Verb (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • vorsen Verb (vors, vorst, vorste, vorsten, gevorst)
    • speuren Verb (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)

Konjugationen für erproben:

Präsens
  1. erprobe
  2. erprobst
  3. erprobt
  4. erproben
  5. erprobt
  6. erproben
Imperfekt
  1. erprobte
  2. erprobtest
  3. erprobte
  4. erprobten
  5. erprobtet
  6. erprobten
Perfekt
  1. habe erprobt
  2. hast erprobt
  3. hat erprobt
  4. haben erprobt
  5. habt erprobt
  6. haben erprobt
1. Konjunktiv [1]
  1. erprobe
  2. erprobest
  3. erprobe
  4. erproben
  5. erprobet
  6. erproben
2. Konjunktiv
  1. erprobte
  2. erprobtest
  3. erprobte
  4. erprobten
  5. erprobtet
  6. erprobten
Futur 1
  1. werde erproben
  2. wirst erproben
  3. wird erproben
  4. werden erproben
  5. werdet erproben
  6. werden erproben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde erproben
  2. würdest erproben
  3. würde erproben
  4. würden erproben
  5. würdet erproben
  6. würden erproben
Diverses
  1. erprob!
  2. erprobt!
  3. erproben Sie!
  5. erprobt
  6. erprobend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Übersetzung Matrix für erproben:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
keuren Untersuchung; ärztliche Untersuchung
pogen Anstreben; Anstrebung; Beabsichtigen; Bezwecken; Erstreben
proberen Probieren; Versuchen
testen Examen; Tests
trachten Anstreben; Anstrebung; Beabsichtigen; Bezwecken; Erstreben; Probieren; Versuchen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
beproeven Auf die Probe stellen; ausprobieren; erproben; experimentieren; forschen; inspizieren; kontrollieren; proben; probieren; prüfen; testen; untersuchen; überprüfen
bestuderen erforschen; erproben; lesen; nachforschen; studieren
keuren ausprobieren; erproben; inspizieren; kontrollieren; proben; prüfen; testen; untersuchen; überprüfen Proben entnehmen; examinieren; inspizieren; kontrollieren; mustern; prüfen; testen
naspeuren erforschen; erproben; nachforschen; nachspüren ausforschen; forschen; untersuchen
nasporen erforschen; erproben; nachforschen; nachspüren ausforschen; forschen; untersuchen
navorsen erforschen; erproben; nachforschen; nachspüren
onderzoeken ausforschen; ausprobieren; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; inspizieren; kontrollieren; nachforschen; nachgehen; nachspüren; proben; prüfen; spüren; suchen; testen; untersuchen; überprüfen abfühlen; abtasten; ausforschen; forschen; untersuchen
op de proef stellen Auf die Probe stellen; ausprobieren; erproben; probieren; prüfen
pogen erproben; probieren
proberen ausprobieren; erproben; experimentieren; forschen; probieren; testen anprobieren; ausprobieren; erfüllen; probieren; prüfen; testen; versuchen
speuren ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; spüren; suchen; untersuchen; überprüfen beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; fahnden; grasen; herumkramen; nachforschen; schnüffeln; sichern; spionieren; spähen; spüren; stöbern; suchen; wittern
testen ausprobieren; erproben; experimentieren; inspizieren; kontrollieren; nachprüfen; proben; prüfen; testen; untersuchen; überprüfen abhören; examinieren; kontrollieren; nachprüfen; nachsehen; prüfen; testen; überprüfen
toetsen ausprobieren; erproben; experimentieren; nachprüfen; prüfen; testen; überprüfen abhören; examinieren; kontrollieren; nachprüfen; nachsehen; prüfen; testen; überprüfen
trachten erproben; probieren
uitproberen ausprobieren; erproben; experimentieren; forschen; nachprüfen; probieren; prüfen; testen; überprüfen
uittesten ausprobieren; erproben; experimentieren; nachprüfen; prüfen; testen; überprüfen
vorsen ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; spüren; suchen; untersuchen; überprüfen

Synonyms for "erproben":


Wiktionary Übersetzungen für erproben:

erproben
verb
  1. testen, ob etwas tatsächlich so funktioniert, wie es funktionieren soll
erproben
verb
  1. onderzoeken of het de juiste is
Cross Translation:
FromToVia
• erproben → beproeven; passen; aanpassen; proberen; toetsen; uitproberen ↔ essayer — Traductions à trier suivant le sens







Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0541 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden