Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
-
ausdrücken:
- uiten; uitdrukken; verwoorden; uiting geven aan; uitdrukking geven aan; vertolken; verpersonificeren; uitbeelden; verbeelden; verbaliseren; formuleren; spreken; wauwelen; praten; babbelen; kwebbelen; kletsen; zwammen; kakelen; kwetteren; klappen; kwekken; snateren; uitknijpen; leegknijpen; tot uitdrukking brengen; fraseren; in een formule brengen; persen; uitpersen
-
Wiktionary:
- ausdrücken → uitdrukken, uitknijpen, uitpersen, vertegenwoordigen, staan voor, beschrijven, spelen, uitvoeren, voorspelen, betuigen, opperen, uiten, uitspreken, verwoorden, zetten
Deutsch
Detailübersetzungen für drückst aus (Deutsch) ins Niederländisch
ausdrücken:
-
ausdrücken (in Worte fassen; mitteilen; sich aus drücken)
uiten; uitdrukken; verwoorden; uiting geven aan; uitdrukking geven aan; vertolken-
uiting geven aan Verb
-
uitdrukking geven aan Verb (geef uitdrukking aan, geeft uitdrukking aan, gaf uitdrukking aan, gaven uitdrukking aan, uitdrukking gegeven aan)
-
ausdrücken (darstellen; wiedergeben)
-
ausdrücken (formulieren; verbalisieren; in Worte fassen)
-
ausdrücken (sprechen; klatschen; babbeln; erzählen; sagen; plaudern; reden; quatschen; schwatzen; eine Aussage machen; schwätzen; kommunizieren; äußern; tratschen; herumerzählen; bemerken; plappern; weitererzählen; berichten; petzen; quasseln; faseln; deklamieren; konversieren)
-
ausdrücken (ausquetschen; auspressen)
-
ausdrücken (bekunden; zum Ausdruck bringen)
tot uitdrukking brengen-
tot uitdrukking brengen Verb (breng tot uitdrukking, brengt tot uitdrukking, bracht tot uitdrukking, brachten tot uitdrukking, tot uitdrukking gebracht)
-
-
ausdrücken (formulieren; in Worte fassen)
-
ausdrücken (formulieren; in Worte fassen)
-
ausdrücken (auspressen; pressen; quetschen)
Konjugationen für ausdrücken:
Präsens
- drücke aus
- drückst aus
- drückt aus
- drücken aus
- drückt aus
- drücken aus
Imperfekt
- drückte aus
- drücktest aus
- drückte aus
- drückten aus
- drücktet aus
- drückten aus
Perfekt
- habe ausgedrückt
- hast ausgedrückt
- hat ausgedrückt
- haben ausgedrückt
- habt ausgedrückt
- haben ausgedrückt
1. Konjunktiv [1]
- drücke aus
- drückest aus
- drücke aus
- drücken aus
- drücket aus
- drücken aus
2. Konjunktiv
- drückte aus
- drücktest aus
- drückte aus
- drückten aus
- drücktet aus
- drückten aus
Futur 1
- werde ausdrücken
- wirst ausdrücken
- wird ausdrücken
- werden ausdrücken
- werdet ausdrücken
- werden ausdrücken
1. Konjunktiv [2]
- würde ausdrücken
- würdest ausdrücken
- würde ausdrücken
- würden ausdrücken
- würdet ausdrücken
- würden ausdrücken
Diverses
- drück aus!
- drückt aus!
- drücken Sie aus!
- ausgedrückt
- ausdrückend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Übersetzung Matrix für ausdrücken:
Synonyms for "ausdrücken":
Wiktionary Übersetzungen für ausdrücken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ausdrücken | → uitdrukken | ↔ articulate — to explain |
• ausdrücken | → uitdrukken | ↔ express — to convey meaning |
• ausdrücken | → uitknijpen; uitpersen | ↔ squeeze out — used other than as an idiom, to squeeze out |
• ausdrücken | → uitdrukken | ↔ exprimer — Manifester une pensée |
• ausdrücken | → vertegenwoordigen; staan voor; beschrijven; spelen; uitvoeren; voorspelen; betuigen; opperen; uitdrukken; uiten; uitspreken; verwoorden; zetten | ↔ représenter — présenter de nouveau. |
Computerübersetzung von Drittern: